Het Knophuis en zijn bewoners
Het Knophuis, een van de oudste boerderijen van Castricum, staat
aan de Overtoom. Vele jaren was er het bedrijf van de firma
Steeman gevestigd. De naam 'Knophuis' is hoogstwaarschijnlijk
aan de boerderij gegeven vanwege een grote koperen knop op de
voordeur.
Eigenlijk was het nooit een boerderij als zodanig. Er was geen
dors of hooiberg in, wel een gedeelte voor stalling van wat paar
den. Het wordt in de archieven dan ook meestal beschreven als
'herenhuysinge'. Het is in de oude tijd dan ook bewoond geweest
door vele 'Heren' zoals schouten, een chirurgijn en een predikant.
De eerste ons bekende vermelding van het huis van de schout vin
den we in een akte, waarin de 'heerlijke rechten' van de Heer
lijkheid van Castricum in het jaar 1691 overgaan van Cornelis
Geelvinck, ambachtsheer van Castricum op zijn zoon Joan
Geelvinck. Letterlijk is dit als volgt omschreven:
"Wijders nog het huys ende erve, daer tegenwoordigh de
Schout van Castricum in woont, staande en gelegen in de
Kerkbuurte aldaar, met de vangschuur ende het erf daar
dezelve opstaat, groot 132 roeden, zijnde leenroerig van
den Huyse van Egmond en andere getimmerten, mitsg
aders erven en gronden daer bijbehorende, item de tuyn
ende het land, groot int geheel omtrent dog zoo groot ende
kleyn, als het zelve aldaer gelegen is, ende bijde gemelde
Schout bewoond ende in huur gebruickt word, belast zijn
de het voorsz huys met een zomme van 500 gulden capi-
taal, die Catharina Jansz, weduwe van Gerrit Schouten of
haer regt hebbende, daerop spreekende heeft, per reste
van haer bezegelde brief van de zomme van 700 gulden
daer van zijnde in dato 7Maart 1664".
De Schouten
Uit de archiefstukken blijkt dat het Knophuis werd bewoond door
elkaar opvolgende schouten en met name schout Leonard
Tempelaar, Joachim Nuhout van der Veen en Pieter Kieft.
Hoogstwaarschijnlijk hebben enkele hieraan voorafgaande schou
ten eveneens in het Knophuis gewoond: in de archieven is niets
over hun woonhuis te vinden.
De eerste vermelding van het huis van de schout, zoals bij het
begin van dit artikel is omschreven, was in het jaar 1691. In dat
jaar was Cornelis de Bra schout van Castricum; hij was dit van
1690 tot 1705. Na hem kwam Johannes Rollerus tot 1729 en voor
een half jaar als tijdelijke schout, zijn zoon Melchior Veeris
Rollerus tot eind 1729. In januari 1730 werd zijn plaats ingenomen
door Leonard Tempelaar.
Handtekening van Cornelis de Bra, schout van 1690 tot 1705.
I
Oude Weg
Het Knophuis aan de Verlegde Overtoom
37
Zoals al eerder vermeld, het Knophuis was geen boerderij als
zodanig, maar een herenhuis. Aan de achterkant was een keuken
met een grote schouw vol tegeltjes met allerlei voorstellingen. In
de keuken was een pomp en om de hoek van de deur een regenput.
Aan de oostkant van het huis was ook buiten nog
een pomp.
Verder waren er vier kamers en een opkamer
met een kelder eronder. In alle kamers waren
open haarden en verdeeld over de woning nog 8
bedsteden (zie plattegrond). In de kamer aan de
voorzijde was een bedstede met een halfronde
achterwand vanwege de haard in de binnenka
mer erachter. Onbegrijpelijk hoe een mens (of
twee!) hierin konden slapen. In de kamer aan de
oostzijde van het huis waren bedsteden met
ongeveer 1 meter ruimte ervoor, niet met halve
deurtjes zoals gewoonlijk, maar met deuren tot
de grond, zodat de bedden niet te zien waren.
Rond het herenhuis stonden ook schuren en
paardenstallen.
Vanuit het Knophuis naar het westen gezien was
er vroeger geen enkele bebouwing en had men
een vrij uitzicht op het duingebied: latere kopers
noemden het huis toen ook 'Duinzicht'.
Leonard Tempelaar
De nog jonge en ongehuwde Leonard Tempelaar kwam in het
begin van 1730 uit 's-Hertogenbosch naar Castricum. Hij was