ziekenhuis in de toekomst overcapaciteit kunnen ontstaan met alle
financiële consequenties van dien. Een oplossing voor dit dreigen
de probleem kwam in de vorm van een contract tussen Provincie
en Rijk inhoudende de verpleging van patiënten, die onder 's Rijks
zorg en toezicht vielen.
Bij Koninklijk Besluit was het aantal in Duin en Bosch te verple
gen patiënten inmiddels verhoogd van de oorspronkelijke 620 tot
732 als een aanvaardbaar maximum, in 1910 werden de eerste
rijkspatiënten opgenomen: mannen uit het overvolle Rijks
Krankzinnigen Gesticht in Medembük en vrouwen uit Grave. Een
uitzondering wenste men te maken voor 'gevangenispatiënten'. Zij
kregen een plaats in de in Medemblik gebouwde versterkte afde
ling. Nu konden er meer paviljoens in gebruik worden genomen en
van de 732 plaatsen steeg de bezetting aan het einde van 1910.
1911 en 1912 resp. tot 550, 649 en 717.
Die totalen waren uiteraard in de loop der volgende jaren aan
schommelingen onderhevig en in 1918 daalden zij tot 635, een
gevolg van de overplaatsing van de rijkspatiënten naar elders.
Daarna was het oude niveau toch weer snel bereikt en in het eind
der twintiger jaren zelfs gestegen naar 871. Bij het uitbreken van
de tweede wereldoorlog werden er nog 879 patiënten verpleegd. In
1925 werd gestart met gezinsverpleging en werden in Castricum
en Bakkum 12 patiënten in gezinnen geplaatst en het jaar daarop
steeg dat aantal zelfs tot 23, maar vanaf 1927 trad een langzame
daling in, die mogelijk verband hield met het groeiend toerisme in
onze dorpen, waardoor een toenemend aantal gezinnen hun deuren
openden voor pensiongasten. Dat was lucratiever dan permanent
een Duin en Bosch bewoner over de vloer. In 1946 waren nog 4
patiënten in het dorp woonachtig, in 1958 nog 2, een aflopende
zaak dus.
Hoe verliep in de jaren voor en na de eerste wereldoorlog het
leven van hen, die soms voor kortere, maar veelal voor langere tijd
moesten worden opgenomen'? De eerste jaren werden velen in bed
verpleegd op de ziekenzalen, 's zomers bij goed weer onder de lui
fels van de paviljoens in de open lucht. De bedverpleging naar de
opvattingen van Neisser was immers populair. Maar natuurlijk
waren er ook 'lopende' patiënten. Zij bevolkten de hoge dagzalen
en holle corridors, waarvan men bij voortduring trachtte een stuk
ongezelligheid weg te nemen door wat aardig meubilair, veel plan
ten en passende wandversiering.
Alle goede zorgen en verpleging ten spijt, leek het leven voor veel
bewoners in de beginjaren vrij doelloos, temeer omdat slechts een
betrekkelijk klein deel van hen op de een of andere wijze bezig
was, al probeerde men dat wel te stimuleren en waren sommigen
ergens ook zeker aktief. Enkele bevoorrechten mochten zich bui
ten de ziekenhuismuren en afdelingstuinen begeven en rondwan
delen op het uitgestrekte - toen nog niet afgepaalde - terrein, dat
door begroeiing en onoverzichtelijkheid de kans op verdwalen
groot maakte. Uit die jaren dateert nog het in het Duin en Bosch
museum bewaarde hoorntje, waarmee verplegend personeel was
uitgerust en waarmee men onderling kontakt kon blijven houden
bij het zoeken naar een patiënt, die verdwaald was of - want dat
kon ook - wanneer men zélf soms de weg was kwijtgeraakt. In dat
verband paste ook de beloning van twee gulden bij het naar het
ziekenhuis terugbrengen van een verdwaalde of weggelopen
patiënt, een 'vindersloon' dat uiteraard niet voor het personeel was
bedoeld.
Naast de gangbare bedverpleging had een heel andere vorm van
therapie inmiddels zijn intrede gedaan: de hydrotherapie. Met deze
behandelingsmethode met permanente baden was men in de vori
ge eeuw in de psychiatrie al bezig geweest. Nadien won zij steeds
meer terrein en in de eerste decennia van deze eeuw werd zij in de
Nederlandse gestichten veelvuldig toegepast. Ook Duin en Bosch
kende haar permanente of geprolongeerde baden, waarbij patiën
ten onder voortdurend toezicht langere of kortere tijd verbleven in
een badkuip, waarin hel water steeds op de juiste temperatuur
werd gehouden. Vóór zo'n behandeling werden zij met vaseline
ingesmeerd om verweking en eventuele ontsteking van de huid te
voorkomen. Zij werden zo nodig in hun bewegingen beperkt door
een zeil, dat over de badkuip gespannen, alleen via een ronde ope
ning het hoofd vrij liet. Zo kende Vrouwen III (het tegenwoordige
Arbeidstherapie in de schoenmakerij.
Arbeidstherapie in het schillokaal voor vrouwen.
Arbeidstherapie in de naaikamer.
22