Ik Ondergefchreve hebbe toe Leer
Aangenomen Qj >ejt
■v''
om ée felVe m de Konft der Chirurgie te
Ondërwyfen voor de tyd van t agtereen
volgende Jaaren Beginnende met den 2jTa rut ayéo
en eyndigende met den a i
ff-j t. r Inykennifle van my
Q Als Dekeij.^
Met toeftemminge
van my als yit,^ V'
3Sy.
De inschrijving van Jacob Drost in het Alkmaarse GHdehoek als
leerling van Johannes Vomilius Swaan. Rechtsonder het hijge
schreven oordeel over de leerperiode van 4 jaar.
werd daar in september 1749 uit een katholiek gezin geboren en
hij volgde er ook zijn opleiding tot chirurgijn. Drost is illustratief
voor de situatie waarbij ouders hun zoon al op zeer jonge leeftijd
in de leer deden. Hij werd op 2 juni 1760 met toestemming van
zijn vader ingeschreven als leerling bij de Alkmaarse chirurgijn
Johannes Vomilius Swaan en was toen dus nog maar 10 jaar
oud.
Vier jaar later, op 1 juni 1764. beëindigde hij deze leerperiode suc
cesvol. getuige het onderschrift bij de inschrijving in het
Gildenboek: "De bovestaande Jacob Drost heeft tot genoegen zijn
leertijd bij mijn uytgedient"ondertekend door genoemde leer
meester.
We leren Drost uit zijn loopbaan in Castricum kennen als iemand,
die zijn belangen goed wist te behartigen en zo is het niet onwaar
schijnlijk, dat in zijn huwelijk met Alida Essink een element van
berekening school: het wederzijdse belang in voortzetting van de
chirurgijnspraktijk, die na de dood van de Toulouse's waarschijn
lijk in handen van Alida was gekomen. Hoe dit precies zit weten
we niet, maar er is een akte waaruit blijkt, dat Drost in 1782 een
erf "belast met een Notweg ten behoeve van de herbergaankoopt,
dat grensde aan land, dat hij reeds in bezit had en dat dus ook
naast de herberg was gelegen. De conclusie ligt dus voor de hand,
dat Drost door zijn huwelijk het huis en erf naast de herberg in
bezit heeft gekregen en daar de chirurgijnspraktijk van de
Toulouse's heeft voortgezet.
De genoemde herberg was in 1787 in bezit van de Castricumse
schout Nuhout van der Veen gekomen, die Drost betrekt bij het
bestuur van de gemeente, want in het eerste Resolutieboek van
Schepenen en Gemeentebestuur van Castricum, dat begint met het
jaar 1786, wordt Drost als schepen genoemd. Drost maakte ook
een aantal jaren deel uit van het gemeentebestuur, wat blijkt uit
verschillende benoemingen, zoals tot armmeester in o.a. 1792 en
molenmeester in 1793. Men krijgt de indruk, dat hij zich tot één
van de belangrijkste mannen in het gemeentebestuur heeft weten
op te werken, gezien zijn handtekening onder tal van stukken,
zoals jaarrekeningen van de gemeente en diverse verordeningen.
Drost en de patriotten
De carrière van Drost als bestuurder van Castricum viel in een
politiek uiterst roerige periode met door het hele land conflicten
tussen aanhangers en tegenstanders van de stadhouder prins
Willem V. De toenmalige ambachtsheer van Castricum, Joan
Geelvinck en, uiteraard niet toevallig, de door hem aangestelde
schout Joachim Nuhout van der Veen. waren fervente aanhangers
van de tegen het stadhouderlijk gezag fulminerende patriotten.
Drost, als rechterhand van Nuhout van der Veen. zou waarschijn
lijk zijn bestuurlijke positie in Castricum niet hebben kunnen ver
werven als hij ook niet sympathiek had gestaan tegenover de patri-
otse beweging, al valt het op dat hij zich behendig in de wisselen
de politieke omstandigheden staande wist te houden, evenals trou
wens Nuhout van der Veen. Dit aanpassingvermogen komt bij
voorbeeld naar voren in het jaar 1787, als aan de in enkele jaren
opgebouwde invloed van de patriotten in de Republiek een einde
komt door de inval van Pruisische troepen en de macht van prins
Willem V wordt hersteld. Oranjegezinden keerden zich. op soms
zeer brute wijze door plundering en brandstichting, tegen de patri
otten en hun bezittingen. Veel vooraanstaande patriotten, waaron
der Joan Geelvinck. vluchtten dan ook naar het buitenland.
Patriotse organisaties, zoals de schutterskorpsen werden, ook in
Castricum, opgeheven en er vonden in het hele land bestuurlijke
zuiveringen plaats.
Dit alles lijkt aan Nuhout van der Veen en Drost te zijn voorbijge
gaan, mogelijk omdat volgens een historicus als Schama juist de
katholieke plattelandsbevolking weinig symphatiseerde met het
Oranje-bewind en zich gemakkelijk aansloot bij patriotse organi
saties als de schutterskorpsen.
Als onderdeel van de bevestiging van het gezag van Willem V
moesten alle regenten en ambtenaren een eed afleggen van trouw
aan de constitutie en hun instemming betuigen met het erfelijk
stadhouderschap. In Castricum werd hieraan vlot meegewerkt, met
Drost in een vooraanstaande rol, want in de notulen van het
gemeentebestuur van 23 maart 1789 bevindt zich een lijst van
namen van degenen die genoemde eed hebben afgelegd, "in han
den van Jacob Drost. Pieter Duineveld en Jan Brakenhoff. com
missarissen daartoe benoemd".
Als het tij weer keert, de Fransen in 1794 binnen vallen en de
Bataafse Republiek wordt uitgeroepen, houdt Nuhout van der
Veen, nog steeds schout van Castricum. op 9 februari 1795 voor
alle Castricumse mannen ouder dan 18 jaar een zeer gezwollen
redevoering in de kerk, ter gelegenheid van het eerste jaar der
Bataafse vrijheid. Onder de opgetekende redevoering in het
Resolutieboek der Schepenen komt een lijst voor van burgers, die
onder hel nieuwe gezag stemrecht verkregen in het aanstellen van
schout en schepenen. De eerste naam, die we op de lijst tegenko
men is die van Jacob Drost. Hij paste zich dus weer gemakkelijk
aan de nieuwe koers aan. maar maakt deze niet lang mee, omdat
hij op 49 jarige leeftijd in 1798 in Castricum komt te overlijden,
een jaar vóór de befaamde slag bij Castricum. Hij had. volgens de
beschikbare gegevens, niet direct een opvolger, waardoor het dotp
tijdens deze beperkte maar bloedige oorlog van chirurgijnshulp
verstoken was.
De ondertekening door de schepenen van een raadsverslag uit
1793. Drost tekende vaak als eerste.