hevig aan het plunderen zijn gegaan, waarvan ook Bakkurn niet gespaard is gebleven. Hoewel de bebouwing rond 1800 lijkt te zijn verdwenen, is op de eerste officiële topografische kaart van dit gebied (1849 - 1859) te zien dat de landweg door de duintjes is doorgetrokken naar de Heereweg. Op deze kaart staat het thans verdwenen stuk aangege ven als een onbestrate landweg met sloten en aan weerskanten een bomenrij. Het is aannemelijk dat vanwege die bomenrijen deze landweg met 'laantje' werd aangeduid. Het gebied is verder inge kleurd als weidegrond met tegen de duintjes enkele perceeltjes bouwland. ker figuur lijkt een hoofddoek te dragen en het vage reliëf van het gelaat doet aan dat van een vrouw denken. Beide figuurtjes dragen ruim vallende kleding met zware plooien. Helaas is het beeldje aan de voorzijde beschadigd, waardoor niet vast te stellen is of er nog meer elementen aan de voorstelling toegevoegd waren. Het is bekend dat in de 15e en 16e eeuw op grote schaal pijpaar den beeldjes en reliëfs met religieuze voorstellingen geproduceerd werden. De term pijpaarde is ontstaan, nadat in de 16e eeuw uit witbakkende klei de eerste tabakspijpjes werden vervaardigd. De klei moest geïmporteerd worden uit o.a. Keulen, Luik en Enge land. In Nederland was naast Kampen vooral Utrecht een belang- Detail van de kaart uit de Grote Historische Provincie Atlas met kaartmateriaal uit de periode 1849 - 1859. Met de pijl wordt het landweggedeelte met geboomte aangegeven De situatie in 1931De pijl verwijst naar de bermsloot, die toen nog als perceelsafscheiding bestond. Op een in 1931 bijgewerkte kaart van 1875 is te zien dat het Jan Miessenlaantje bekort is tot aan het vroegere Zee Rydts dyckie en derhalve geen aansluiting meer heeft met de rechtgetrokken Heereweg. Waarschijnlijk werd nog wel één van de bermsloten als perceelafscheiding gehandhaafd. Blijkens een wijziging in 1976 is in het kader van veranderd landgebruik en perceel-indeling ook deze oude perceelafscheiding komen te vervallen. Hiermede is de laatste markering van het in onbruik geraakte gedeelte van het Jan Miessenlaantje uit het landschap verdwenen. Een pijpaarden beeldje Bij het bollen sorteren is ook een klein pijpaarden beeldje aange troffen, dal afkomstig is van het huidige bollenland. Hoewel het bovenste stukje van het beeldje ontbrak, was het duidelijk dat het twee menselijke gestalten moest uitbeelden. Ongeveer twee jaar later vond Herman Zomerdijk, alweer bij het bollen sorteren, het ontbrekende fragmentje met de twee hoofdjes! Samengevoegd leveren de twee fragmentjes een beeldje op van 6 cm. Het beeldt twee vrouwelijke figuren uit. Vanaf de voorkant gezien draagt de rechter figuur een hoofddoek tot op haar rug. Haar linkerhand lijkt schuil te gaan achter de voorschoot van haar gewaad. Ook de lin- 38 rijk produktiecentrum. Maar ook in verschillende andere steden bestonden 'beeldendrukkers' of 'heiligenbakkers', zoals de makers van pijpaarden beeldjes werden genoemd. Hun produkten zijn te onderscheiden in drie categoriën, n.1. beel den van 30 tot 100 cm, kleinere beeldjes die zelden groter waren dan 10 cm en reliëfs met een platte achterkant. De vrijstaande beeldjes werden gemaakt in twee helften, die ieder in een mal wer den gevormd; naderhand werden de twee delen samengevoegd en de lasnaad weggewerkt. De produkten werden gebakken bij een temperatuur van ca. 1000° C. De grotere beelden waren hol, de allerkleinste beeldjes zullen merendeels massief zijn geweest. In Amsterdam zijn dergelijke kleine massieve beeldjes gevonden. Het verspreidingsgebied van deze pijpaarden beeldjes was zeer groot. Ze dienden als handelswaar en souvenirs van bedevaarts plaatsen; ze werden door reizende kooplieden en gildeleden op zak gedragen en zo tot ver over de landsgrenzen verspreid. Aan Utrechtse heiligenbakkers toegeschreven produkten zijn aangetrof fen in o.a. Frankrijk, Spanje en Denemarken. Later (in de 16e - 17e eeuw) richtte de pijpaarde-industrie zich vooral op de uitbeel ding van profane onderwerpen zoals spelende kinderen en dieren. De produktie duurde voort tot in de 19e eeuw.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Jaarboek Oud Castricum | 1994 | | pagina 38