De bewoningsgeschiedenis van het Koningsbosch gebied tegenover jeugdherberg In het artikel 'Boenstraatje te Bakkum' in het vorige jaarboekje wordt het vermoeden uitgesproken dat het gebied vlak achter de duintjes, tegenover jeugdherberg 'Koningsbosch' al rond het begin van de jaartelling bewoond moet zijn geweest. Met meer zeker heid wordt, aangenomen dat er vanaf de vroege middeleeuwen bewoning heeft plaats gevonden. Dit zijn echter veronderstellin gen die gedaan zijn aan de hand van raapvondsten uit een groter gebied. Het gebied dat in dit artikel behandeld wordt, is echter beperkter van omvang en omvat meer de direkte omgeving van het boenstraatje. De daar aangetroffen aardewerkresten getuigen van bewoning rond het einde van de 15e tot in de 16e eeuw. De oudste bewoningssporen, die hier door Herman Zomerdijk zijn waargeno men, dateren evenwel uit de 12e eeuw. Behalve een asplek met kogelpot-scherven vond hij ook twee 12e eeuwse munten. In de loop der jaren is uit dit gebied nog meer bewoningsmateriaal te voorschijn gekomen, o.a. bij het sorteren van bloembollen. Bovendien heeft Herman Zomerdijk het land met een metaaldetec tor onderzocht, hetgeen hem een aantal munten en andere metalen voorwerpen, zoals knoopjes, gespjes en kledinghaakjes, heeft opgeleverd. Als hij dit niet gedaan zou hebben, zouden de munten en de overwegend kleine metalen voorwetpen zeker onopgemerkt gebleven zijn. Los vondstmateriaal is over het algemeen niet zo geschikt om de bewoningsgeschiedenis van een bepaald gebied te bepalen. Het materiaal kan immers in het verleden met de bemes ting van het land van elders opgebracht zijn. Toch is het interes sant om de bewoningsgeschiedenis van dit gebied te toetsen aan de hand van o.a. muntvondsten. Volgens waarneming waren in het veld drie plekken met een hoge concentratie bewoningsmateriaal aanwezig. Deze lokaties lever den hem dan ook de meeste vondsten op. We kunnen derhalve aannemen dat de betreffende lokaties vroegere huisplaatsen zijn geweest en dat het vondstmateriaal voor een belangrijk deel in relatie gezien kan worden met de voormalige bewoning. Eén van die lokaties is in het voorgaande artikel beschreven. Munten en andere metalen voorwerpen zijn toen onopgemerkt gebleven. Het perceel bollenland met de con centraties bewonings- afval en het verdwenen gedeelte van het Jan Mi essen- laantje. Een verdwenen landweg Behalve de al eerder genoemde drie plekken met een hoge concen tratie bewoningsafval. werden bij het ploegen nog andere ver schijnselen in het veld aangetroffen. Dwars door het perceel bol lenland tekenden zich twee donkere banen met daartussen een lichte strook af. Dit moet de landweg zijn geweest, die de Baccummer Dyck en het Zee Rydts dyckie met elkaar verbond en tot achter de duintjes doorliep. Dit gegeven is terug te vinden in het kaartboek van de Uitwaterende Sluizen in Kennemerland en West-Friesland van 1745 (zie afbeelding pag. 24 van het 16e jaar boekje). Het nu nog bestaande gedeelte is het Jan Miesenlaantje, welke aansluiting vindt op de Bleumerweg. de vroegere Baccummer Dyck. Van het verdwenen gedeelte moet de genoem de lichte strook het weglichaam zijn geweest en de donkere stro ken aan weerszijden daarvan de bermsloten. Op de eerst kadastrale kaart in de periode 1825 - 1830 getekend door F.J. Nautz, landmeter van de eerste klasse, staat deze land weg nog aangegeven. De schaarse bebouwing, alsmede de overige weggedeelten vlak achter de duintjes, zijn dan echter verdwenen. Van de laatstgenoemde weggedeelten werden geen sporen terug gevonden. Het is niet uitgesloten dat de bebouwing in oktober 1799 door oorlogshandelingen tussen de Nederlandse-Franse troe pen en het Brits-Russische invasieleger schade opliep. De vele tientallen loden kogels, die hier gevonden zijn, zijn de stille getui gen van deze strijd. Onder de overwegend ronde loden kogels bevinden zich ook cilindervormige loden munitie met een tamelijk vlakke kegelvormige punt. Behalve dat er een hevige strijd is gevoerd, is het ook bekend dat in de weken na de slag de soldaten Detail van het kaartblad omstreeks 1825 getekend door F.J. Nautz, landmeter van de eerste klasse. 37

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Jaarboek Oud Castricum | 1994 | | pagina 37