werd gedemonstreerd met verdelgingsmiddelen. Een door Jac. P. Thijsse geschreven boekje 'Van Muggen en Malaria' en het vlug schrift 'Geen Muggen, Geen Malaria' werden verspreid. Een malariafilm werd vertoond en er was ook een strijdzang. Bij de huisbezoeken werden propagandaplaten en wandspreuken uitge reikt. Een meer grootschalige aanpak van de muggenplaag was het paraffineren van sloten. Dit kwam neer op het besproeien van het wateroppervlak met paraffine, als de sloten in de loop van juni met grote aantallen muggelarven waren bezet. Er werd zodanig gesproeid, dat het water met een dun laagje paraffine, ca. 5 gram per m2, werd bedekt. Deze werkwijze had gunstige resultaten. Bij onderzoek bleek, dat alle behandelde sloten vrij van larven waren. In een campagne werd soms meer dan 1500 kg paraffine verbruikt, wat inbegrepen het loon van de besproeier ongeveer 700 gulden aan kosten betekende. Ondanks dit soort bestrijding duurde het nog een aantal jaren voordat de malaria definitief was bedwongen. Castricum liet zich over het algemeen niet zo vee! aan de bestrij ding gelegen liggen. Zo spreekt een lid van de Begrotingscommissie in de raadsvergadering van 12 december 1936 zijn verwondering er over uit, dat de gemeente geen subsidie heeft verstrekt aan de Commissie voor Malariabestrijding. De gemeenteraad voelt er echter niets voor, gezien de financiële toe stand der gemeente. Bovendien, zo wordt opgemerkt, geven slechts 24 gemeenten in Noord-Holland een subsidie, die boven dien niet verplicht is. Tuberculose (TBC) In Nederland heerste TBC, in de volksmond ook tering genoemd, al volop in de vorige eeuw. Alle in dit artikel besproken Castricumse artsen werden met de ziekte geconfronteerd. Het gemiddelde landelijke sterftecijfer in 1850 was 384 per 100.000 inwoners. In de 19e eeuw werd een zacht kustklimaat voor tuberculose-patiënten het meest gewenst geacht, speciaal de kusten van de Middelandse Zee. Daarnaast ontstonden er sanato ria, o.a. in Duitsland en Zwitserland, bijv. Davos in 1860. Men meende, dat het klimaat en de zuivere lucht bevorderlijk zouden zijn voor de genezing van longtuberculose. De naam Davos kreeg een magische kracht voor tuberculose-lijders uit heel Europa, vooral voor de kapitaalkrachtigen. Behandeling van tuberculose is lange tijd gebaseerd gebleven op versterking van de afweerkrachten van het lichaam, o.a. door een langdurige rustkuur, die systematisch en streng moest worden doorgevoerd met veel eten, terwijl ook zon-behandeling deel kon uitmaken van de therapie. Vroeger vormden een belangrijke bron van besmetting rauwe melk en produkten daarvan gemaakt, afkomstig van met TBC besmette koeien. De ziekte maakte dan ook op het platteland meer slachtoffers dan in de steden. In 1900 is het sterftecijfer in Nederland 200 per 100.000 inwoners. In 1940 is dit gedaald tot ca. 40, om in de oorlog weer te stijgen tot ca. 90. Na de oorlog is de daling nog sterker. Rond 1950 is het sterftecij fer ca. 20, rond 1960 3 en in 1970 kleiner dan 2. Tuberculose was lange tijd een zeer groot maatschappelijk pro bleem. De eerste organisaties voor bestrijding ontstonden in 1903. Als overkoepelend orgaan werd in 1903 opgericht de Nederlandse Centrale Vereniging tot bestrijding der Tuberculose (NCV). die zich als doel o.a. stelde de bevordering van wetenschappelijk onderzoek naar TBC, het inzamelen van geld door de jaarlijkse Emmabloem-collecte. de kerstzegelactie en het aanwenden van het geld voor verpleging via verpleegfondsen. Ook richtte de vereni ging consultatiebureaus op en organiseerde zij later periodiek rönt- genologisch bevolkingsonderzoek. In 1908 werd de Noordhollandse Vereniging tot Bestrijding van Tuberculose (NHV) opgericht, met als mede-oprichters de boven genoemde NCV en Het Witte Kruis. Eind 1908 waren er 64 Witte Kruis-afdelingen lid. Aanvankelijk was het, volgens het Gedenkschrift ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan van de NHV, niet gemakkelijk de Witte Kruis afdelingen tot intensieve arbeid te bewegen. "Men meende met het verschaffen van een spu- tumflacon en een ligtentje zijn arbeid te hebben gedaan"Om de inspanningen te intensiveren werden cursussen georganiseerd voor huisbezoeksters, die tot taak kregen gezinnen van TBC-lijders op te sporen een aanbevelingen te doen om de verdere verspreiding van de ziekte tegen te gaan. Vooral op het platteland stuitte men op 'laksheid', wat wordt toegeschreven aan de ingewikkelde ver houdingen op het gebied der wijkverpleging: Het Witte Kruis, de Diaconale Gezinsverpleging en het Wit-Gele Kruis werkten veelal naast elkaar, zonder de nodige samenwerking. In 1924 werd Noord-Holland ingedeeld in 4 districten en werden er in een aantal plaatsen consultatiebureaus opgericht, o.a. in Beverwijk. De tuberculose heeft, mede door de slechte hygiënische omstan digheden en de armoede, ook in Castricum veel slachtoffers gemaakt. Door de besmettelijkheid waren vaak meerdere gezinsle den het slachtoffer. Dit vloeide ook voort uit de eetgewoonten van een deel der bevolking. Men gebruikte geen borden. Er werd een pan met aardappelen of stamppot op tafel gezet met in het midden een 'dooplokje'. een schaaltje met vet of jus waar ieder zijn aard appelen in doopte, dus kans op besmetting via het speeksel te over. De gezondheidsraad formuleerde ook waarschuwende spreuken, zoals 'Het is en blijft een vaste wet, geen pomp naast een riool gezet' en 'Waar men de kamer veel laat luchten, daar gaan ook ziektekiemen vluchten'. Het TBC-vrij maken van het rundvee en het ontwikkelen van effectieve geneesmiddelen leverden een belangrijke bijdrage aan de afname van de tuberculose. Henri M.J.M. Leenaers, 1926-1943 Op 1 april 1926 nam de arts Henri Maria Jozeph Michel Leenaers de praktijk van Yeb Schoonhoff over. Hij nam overigens niet zijn intrek in Hermana State, dat in juni 1926 door Schoonhoff was verkocht, maar huurde tijdelijk Huize Maja aan de Mient, het tegenwoordige hotel-restaurant Komman. Later liet hij een prak tijkwoning aan de Mient bouwen met de naam 'Op 't Sant', die niet meer bestaat en gelegen was in de nabijheid van het huidige Dr. Leenaershuis. Bij zijn komst naar Castricum was de katholieke Leenaers, die in 1926 afstudeerde aan de Universiteit van Amsterdam, 25 jaar. Hij trouwde in 1926 met Hendrica de Jongh, een zuster van de latere Castricumse arts A.P.W.A.M. de Jongh. Uit het huwelijk werden vijf kinderen geboren. Leenaers was, vol gens Castricummers die hem nog hebben gekend, een joviale, extraverte figuur. Hij was apotheekhoudend arts en zijn drukke praktijk, die zich uit strekte tot Egmond, omvatte de verloskunde, de medische zorg voor kampeergasten en voor kinderen in vakantietehuizen, het adviseren van het Wit-Gele Kruis en het geven van EHBO-lessen. Leenaers trok evenals zijn voorganger Schoonhoff van leer tegen slechte woonomstandigheden. In een interessant rapport uit 1928 over een uitbreidingsplan van Castricum wordt hierover opge merkt: "Volgens het oordeel van den gemeentearts laten de slaapge legenheden in de huizen, bewoond door groote gezinnen te wenschen over. De gemeentearts schatte, op grond van zijne uitgebreide kennis der woningtoestanden in deze gemeente, het percentage der woningen, waar geslapen wordt in bedste den zonder directe verluchting, op vijftig procent van het totaal aantal woningen"

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Jaarboek Oud Castricum | 1994 | | pagina 25