vrouw toch vooral een financiële kwestie en daarom komt. in overleg met de geneeskundig inspecteur van Noord-Holland, pas een regeling uit de bus, als een kostendeling kan worden bereikt door samenwerking met de gemeente Limmen. Elisabeth Kieft-Slot, 1882-1910 Na een wervingsprocedure wordt in oktober 1882, na goedkeuring door de Castricumse gemeenteraad, aangesteld als vroedvrouw in Castricum en Limmen: "Elisabeth Slot oud 28 jaren, ongehuwd, wonende te Hoorn, op eene Jaarswedde van driehonderd gulden, met bovendien vrije woning ter hare standplaats te Limmen, waar zij zich met der woon zal moeten vestigen en voorts, onder bepaling, dat de helft der jaarwedde en kosten van vrije woning door deze gemeente gedragen en betaald zullen worden Elisabeth Slot, die haar diploma behaalde op 19 juli 1882 in Rotterdam, kan dus worden gezien als eerste van een reeks erken de Castricumse vroedvrouwen. In de eerste jaren van haar werkzaamheden leert Elisabeth haar toekomstige echtgenoot Christiaan Kieft, bollenkweker te Limmen, kennen, waarmee ze op 8 september 1886 in het huwe lijk treedt. Het echtpaar gaat wonen Rijksweg 54 te Limmen, een huis dat kortgeleden is gesloopt. Elisabeth Kieft-Slot blijft meer dan 25 jaar als vroedvrouw in Castricum en Limmen werkzaam en wij mogen dus aannemen, dat zij een aanzienlijk aantal Castricummers en Limmenaren op de wereld heeft geholpen. Om bij dag en nacht de verlossingen te kunnen verrichten, verplaatste zij zich meestal met paard en wagen. Een opvallend aspect in haar loopbaan is, dat zij, hoewel behorend tot de kleine protestantse gemeenschap in Limmen (Christiaan Kieft was kerkvoogd van de Hervormde Kerk aldaar), in de overwegend katholieke dorpen werd geaccepteerd en gewaardeerd. Ontslag-affaire Niettemin wordt Elisabeth betrokken in een vervelende ontslag affaire, zoals blijkt uit een brief gedateerd 23 september 1905, aan B&W Castricum. "Weledelachtbare Heeren! Naar aanleiding van geruchten, als zou de Raad der gemeente Castricum er over denken mij met I Januari 1906 als vroed vrouw te ontslaan, neem ik de vrijheid mij tot u te richten, met het beleefd verzoek, mij althans voor het komende jaar 1906 in mijne betrekking te handhaven. Afgezien van de overweging in hoeverre zulk een ontslag in overeenstemming is met het besluit voltrokken, welke ik destijds ben benoemd, meen ik op grond van een 23 jarige nauwgezette plichtsbetrachting, gegrond bezwaren te mogen hebben tegen een ontslag, op zulk een kort termijn. Wel is waar hebben zich door de vestiging van twee Doktoren, de toestanden ter plaatse van de verloskundige hulp in Uwe gemeente gewijzigd. Het is mij echter bekend dat Dr. Rentmeester geen verloskundige praktijk zal uitoefenen, terwijl mede ondersteld mag worden dat Dr. Schoonhojf evenwel de tarieven voor verloskunde hulp in Medische kringen gebruike lijk handhaven zal, en zoo de toestand wel gewijzigt, toch meen ik niet in die mate dat althans niet voor één Jaar, een afwachtende houding zou kunnen worden aangenomen" De zaak heeft kennelijk te maken met het feit, dat zich in 1905 twee artsen in Castricum vestigen: Jacobus Rentmeester, die door Pieter Stolp als zijn opvolger wordt geïntroduceerd en Yeb Schoonhoff, die zich "vrij" vestigt. Dat Schoonhoff zijn oog heeft laten vallen op de verloskundige praktijk blijkt uit een korte brief van 26 september 1905 aan de Castricumse gemeenteraad, waarin hij "met verschuldigde eerbied te kennen geeft, dat hij voor eventuele benoeming van geneesheer der verloskundige praktijk te Castricum gaarne in aanmerking wenscht te komen De kwestie van een mogelijk ontslag van Elisabeth Kieft-Slot loopt hoog op, gezien een rekwest van de Bond van Vrouwelijke Verloskundigen in Nederland aan de gemeenteraad van Castricum, gedateerd 28 oktober 1905. Het rekwest is opgesteld door twee vrouwelijke bestuursleden van de bond, die met verschuldigde eer bied te kennen geven: "Dat het geven van het ontslag aan de Gemeente vroedvrouw E. Kieft-Slot is een onbillijke houding, die geen gegronde redenen tot grondslag heeftdat door dit ontslag de Raad der Gemeente Castricum een onrechtvaardig besluit heeft geno men tegenover het grootste deel der bevolking dat prijs stelt op hulp van een vroedvrouw; dat door het verdwijnen der vroedvrouw uit Uw gemeente wordt in den hand gewerkt het uitoefenen van de verloskunde door onbevoegden; dat door het geven van het ontslag aan de vroedvrouw een grove onbil lijkheid is begaan, omdat zij drie en twintig jaren steeds ten genoegen van den Raad en Gemeentenaren haar ambt heeft vervuld. Reden waarom adressanten U eerbiedig verzoeken bedoeld besluit te herroepen of aan de ontslagene een jaarlijkse toela ge te verschaffen van minstens 75,- voor trouwe dienstver vulling. Adressanten zullen de vrijheid nemen de vraag en het ant woord te publiceren in verschillende bladen" Ondanks deze opmerkelijke vuist van de vakorganisatie, heeft de gemeente Castricum het ontslag doorgezet, gezien een brief van Elisabeth aan burgemeester en wethouders van Castricum, geda teerd 13 oktober 1906, dus vrijwel een jaar na het rekwest. Hieruit blijkt dat zij een onderhoud heeft gehad met de burgemeester van Castricum. over een nieuwe benoeming op de oude voorwaarden. Merkwaardigerwijs lijkt Schoonhoff, die aanvankelijk grote belangstelling voor de verloskundige praktijk toonde, aan het 'eer herstel' van Elisabeth te hebben bijgedragen. Hij verschijnt in de raadsvergadering van 18 september 1906 ten tonele en stelt, dat door het vertrek van zijn collega Rentmeester, de toestand weer zo is als ten tijde van dokter Stolp, met een te grote praktijk voor één arts en hij pleit voor aanstelling van een vroedvrouw. Herbenoeming In de raadsvergadering van 8 november 1906 komt de herbenoe ming van Elisabeth aan de orde. Van een schadeloosstelling voor het jaar "haar salaris niet genoten hebbende" wil de raad niets weten. Voorgesteld wordt dat Schoonhoff bij het aanstellen van een vroedvrouw in het salaris zal bijdragen. Als er in de raadsver gadering van 28 december 1906 opnieuw over de kwestie wordt gesproken, wordt gemeld dat Schoonhoff inderdaad bereid is in de salariskosten van een vroedvrouw bij te dragen 100,- gedurende 2 jaren), waarbij dan zijn gratis verloskundige hulp aan behoefti- gen komt te vervallen en zal worden overgenomen door Elisabeth Kieft-Slot, die een nieuwe aanstelling krijgt. Dit lijkt een gelukkig einde, maar de affaire heeft toch zijn sporen nagelaten, zoals men zou kunnen concluderen uit de notulen van de vergadering van de Castricumse gemeenteraad van 23 oktober 1907. In deze vergadering wordt door raadslid Duyn het 25-jarig jubileum van mej. Slot als verloskundige gememoreerd. De voor zitter stelt een gratificatie uit de gemeentekas voor, maar hiervan wordt met 4 tegen 3 stemmen afgezien. Rancune blijkt ook uit een voorstel tot felicitatie, dat door de voorzitter wordt ontraden. Na

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Jaarboek Oud Castricum | 1994 | | pagina 18