Weer cholera-dreiging In 1892 heerst opnieuw angst voor de cholera en komen in de raadsvergadering van 21 september maatregelen aan de orde, voorgesteld door dokter Stolp. Besloten wordt om de vermoedelijk schadelijke mest- en vuilnishopen "te doen ontruimen" Verder zullen de "reinheidstoestanden" gecontroleerd worden, door de gemeenteveldwachter en een assistent. Bovendien wordt aan Stolp gevraagd de nodige ontsmettingsmiddelen in te slaan, te bekostigen door de gemeente. In de volgende vergadering van 28 september 1892 wordt het resultaat van de verschillende maatregelen gemeld. De veldwach ter en zijn medewerker hebben de toestand van sloten en putten geïnspecteerd en waar nodig tot reiniging aangespoord. Door Stolp zijn o.a. 25 fusten creoline aangekocht, een stof met een antiseptische werking, die werd vermengd met zeep tot een relatief goedkoop ontsmettingsmiddel (lysol). Reiniging van de woningen werd door de gemeente niet nodig geacht. Ook nu komt het echter in Castricum niet tot een epidemie van cholera. Gewaardeerd arts Pieter Stolp was lidmaat van de Remonstrantse Kerk, maar werd niettemin in het overwegend katholieke Castricum zeer gewaar deerd. Dat blijkt ondermeer uit het onderschrift bij een foto, die dokter Stolp toont op een wandeling door de duinen in 1901 en die voorkomt in het boekje 'Oude Ansichten van Castricum': "Midden in de duinen, op weg naar zee, treffen we dr. Stolp op z'n dagelijkse wandeling. Deze arts was rond de eeuwwis seling niet alleen een zeer bekende, maar ook een zeer bemin de en gerespecteerde figuur in onze streek. Dr. Stolp had een uitgestrekte praktijk, want niet alleen Castricum, ook Limmen en Egmond werden door hem verzorgd. En dan te bedenken dat hij dit alles lopend afwerkte, hoewel, ook de koets zal er toch wel eens aan te pas gekomen zijn" Net 50 jaar geworden schrijft Pieter Stolp een korte brief aan het gemeentebestuur, waarin hij per 1 augustus 1905 ontslag vraagt en verzoekt om in zijn plaats te benoemen de arts J. Rentmeester. Het ontslag wordt verleend en per 1 augustus verkoopt Stolp Zorgvlied voor 6000,- aan Rentmeester, die er al een maand eerder vanuit Utrecht was komen wonen om met de praktijk vertrouwd te raken. Kort daarop vertrekken Pieter Stolp en zijn echtgenote- het echt paar had geen kinderen- naar Haarlem. Pieter Stolp is, volgens de beschikbare gegevens, in zijn Haarlem se periode niet meer als arts werkzaam geweest. Op lijsten van geneeskundigen, werkzaam in Noord-Holland, wordt zijn naam na 1905 niet meer vermeld. Kennelijk heeft hij het bereiken van de leeftijd van 50 jaar aangegrepen om een punt achter zijn medische carrière te zetten. Hij kon dit doen, omdat hij niet onbemiddeld was. Hij lijkt in Haarlem, aan de Kleverparkweg, vrij teruggetrok ken te hebben geleefd, want zijn overlijden als "rustend genees heer" in 1928, op 73 jarige leeftijd, wordt slechts sober aangekon digd: een "Eenmalige en algemeene kennisgeving" in het Noord hollands Dagblad van 9 augustus 1928. De eerste erkende Castricumse vroedvrouwen Volgens het Provinciaal Blad van Noord-Holland was in gemeen ten als Bergen, Uitgeest, Egmond aan Zee en Schoorl al rond 1820 een door de gemeente benoemde vroedvrouw werkzaam. In verge lijking hiermee heeft de vroedvrouw in Castricum laat haar intrede gedaan en lijkt er van de kant van het gemeentebestuur steeds weerstand tegen een benoeming te hebben bestaan, wat waar schijnlijk te maken had met de financiële konsekwenties. Reeds in 1827 werd door de Staatsraad Gouverneur van Noord-Holland, Van Tets van Goudriaan, het aanstellen van een vroedvrouw in Castricum, in een schrijven aan de burgemeester, gesuggereerd: "Daar het bestaan van vroedvrouwen in de gemeenten ten platten lande, als zeer nuttig en heilzaam moet worden geacht, en er in Uwe gemeente geene bestaat, vermeen ik UEd in con sideratie te geven, of niet tot de aanstelling van een vroed vrouw in Uwe gemeente zoude behooren te worden overge gaan" Een antwoord op deze brief is niet gevonden, maar de gemeente is er kennelijk niet op ingegaan, want de aanstelling van een vroed vrouw laat nog lang op zich wachten. Als in de loop van 1880 de gezondheid van de in Castricum werk zame plattelandsheelmeester Anthonie Reijnders sterk achteruit gaat en zijn praktijk moet worden waargenomen, komt in een ver gadering van de gemeenteraad het voorstel aan de orde om een vroedvrouw aan te stellen. De zieke Reijnders heeft met dit voor stel zijn "ingenomenheid" betuigd. De raad stemt echter tegen. Een argument: "Vroeger, toen er geen dokter in Castricum was (gedoeld wordt op een periode voor 1828), was er ook geen nood zaak voor een vroedvrouw"De opvolger van Reijnders in 1882, de arts Pieter Stolp, is nog maar nauwelijks in Castricum gevestigd of hij forceert min of meer de benoeming van een vroedvrouw, zoals we hiervoor hebben gezien. Voor Castricum blijkt het al of niet benoemen van een vroed- De arts Pieter Stolp, gefotogra feerd in 1901 tijdens een wande ling in het duingebied. 17

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Jaarboek Oud Castricum | 1994 | | pagina 17