Later wordt het oordeel iets minder, waarbij de achteruitgaande
gezondheid van Res een rol lijkt te spelen. In 1840 merkt de com
missie bijvoorbeeld op: "Bij deze Heelmeester, die geruimen tijd
ongesteld is geweest, werd alles in vrij goede orde bevonden
Niettemin toont Res in deze periode nog zijn kunde bij het opwek
ken van de levensgeesten van de twee- en halfjarige Neeltje Kuys,
die op 16 maart 1843 te water was geraakt. Voor deze verdienste
krijgt hij van het gemeentebestuur een zilveren legpenning.
Bernardus Res komt op 27 maart 1845 op de nog jonge leeftijd
van 47 jaar te overlijden, een voor de gemeente Castricum gevoe
lig verlies van een gewaardeerd en kundig heelmeester.
Maatregelen tegen infectieziekten
Wat besmettelijke ziekten betreft bleef het ook in de periode Res
zeer zorgelijk, zoals blijkt uit een aantal uitschieters in de sterfte
cijfers tot boven de 30 en zelfs 40 per 1000 inwoners. Behalve de
pokken is er na 1830 vrijwel geen jaar of de Provinciale
Geneeskundige Commissie signaleert nog andere infectieziekten.
Bijvoorbeeld in 1834: Buiten de Kinderpokken heeft ook het
Roodvonk, dat op verschillende plaatsen epidemisch geheerscht
heeft, vele slagtoffers gemaakt". Genoemd worden o.a. Haarlem
en Hoorn.
Met betrekking tot infectieziekten, waren in 1819 als uitvloeisel
van de nieuwe wet een aantal algemene maatregelen afgekondigd,
ondermeer het afzonderen van de zieken in een aparte ruimte en
het zuiveren van besmette voorwerpen, waarmee de zieke in aan
raking was geweest. Dit laatste door berookinghet blootstellen
aan dampen uit zwavelzuur, keukenzout en bruinsteen
ontwikkeld"Om de besmetting met de roodvonk-bacterie tegen te
gaan waren dergelijke maatregelen wellicht effectief, maar wat
betreft een behandeling van deze ziekte met geneesmiddelen stond
een geneesheer als Res niettemin met vrijwel lege handen.
Genoemde provinciale commissie merkt over de behandeling van
roodvonk in 1834 op dat de Geneeskunst in dat opzicht niet veel
is vooruitgegaan en wij geen genoegzaam vertrouwen kunnen stel
len in de Belladonna eerst door Samuel Hahneman zoo hoog
geroemd"Ook 'Calomel', een populaire kwikverbinding, kwam
er als geneesmiddel bij roodvonk niet goed af.
Cholera
In 1830 sloeg de in Azië reeds heersende cholera, een bacteriële
infectie die tot een zeer ernstige vorm van diarree aanleiding geeft,
voor het eerst toe in Europa. De mogelijke komst van een nieuwe
ziekte wekte ook in ons land veel onrust en leidde tot een reeks
van maatregelen: commissies werden opgericht, aan de grenzen
werd een strenge quarantaine ingesteld en geschriften met waar
schuwingen tegen o.a. onreinheid, jonge wijnen en onrijpe vruch
ten zagen het licht.
Een vertrouwelijk stuk aan de gemeentebesturen door de Staats
raad en Gouverneur van Noord-Holland in november 1831
geschreven vangt als volgt aan: "Ik heb met levendige bezorgdheid
van tijd tot tijd van we ge het gouvernement berigt ontvangen, dat
de ziekte, bekend onder de naam van Cholera of Aziatische
Braakloop, ook te Hamburg en in het graafschap Durham is uitge
broken, en alzoo ons dierbaar vaderland nadert".
Er volgen een aantal wenken tegen het doordringen en verspreiden
van de ziekte. In iedere gemeente moeten geneesmiddelen voor
handen zijn. waarvan men mag verwachten, dat zij tegen de chole
ra werkzaam zullen zijn waarbij ook de zoo noodzakelijke zuive
ringsmiddelen, de materialen tot de chloor-berookingen, de
chloorkalk, de azijn enz. zullen moeten worden gevoegd; terwijl
het ook zeer wenschelijk wordt geoordeeld, dat er in elke gemeen
te genoegzame gelegenheid zij zoo we! tot algemeene baden als
voorbehoedsmiddelals tot huis- en dampbaden als geneesmid
del".
Ondanks alle maatregelen, wordt ons land op 25 juni 1832 met de
cholera geconfronteerd. De ziekte breekt uit in Scheveningen. Een
matroos en een stuurman zijn de eerste slachtoffers, maar al snel
zijn tientallen Scheveningers besmet. Genoemde Scheveningse
zeelieden waren in feite zeerovers en vormen een wat wrange illu
stratie van het gezegde misdaad loont niet', want zij liepen de
besmetting met de cholerabacterie op bij het bezoeken van de brik
Eliza, die was gestrand bij Vlieland, tijdens een reis van
Petersburg naar Londen. Aan boord van het schip waren veel
doden en zieken. De Scheveningers hadden, zonder weerstand,
van de lading, die o.a. bestond uit wol en talk, gestolen. Al snel
heerst de cholera in grote delen van Nederland en bereikt ook
Noord-Holland. In latere jaren keert de cholera nog een aantal
malen terug. In Alkmaar zijn 7 grote cholera-epidemieën geregis
treerd: 1832-1833, 1848-1849. 1853, 1854, 1855, 1859, 1866-
1867.
Het heeft er de schijn van, dat Castricum relatief gespaard is
gebleven, want genoemde jaren geven geen uitzonderlijke sterfte
te zien. Dat blijkt ook uit latere brieven van het gemeentebestuur
aan de gezondheidsinspectie over de oprichting van een ziekenba
rak, waarin wordt gesteld, dat zich in Castricum slechts sporadisch
een geval van cholera heeft voorgedaan. Wellicht was cholera een
ziekte, die zich vooral onder de dichte bevolking van de steden
uitbreidde, hoewel de epidemie van 1849 ook in Egmond veel
slachtoffers schijnt te hebben gemaakt.
Xaverius I).P. Fornier (1844-1855) en Antonius Reijnders
(1845-1881)
In oktober 1844, dus nog voor de dood van Bernardus Res in
maart 1845, vestigt zich in Castricum een heelmeester met de
opvallende naam Xaverius Diametrius Paulus Fornier. De fraaie
voornamen had hij ongetwijfeld te danken aan een zuidelijke
afkomst: zijn vader was een Belgische wijnkoper. De vestiging
van Fornier in Castricum hangt er mogelijk mee samen, dat hij een
korte periode als vroedmeester werkzaam was in Santpoort en daar
vernam, dat het met zijn collega Bernardus Res in Castricum niet
al te best gesteld was.
De praktijk van Res in de Dorpsstraat wordt na zijn dood echter
niet voortgezet door Fornier. maar in mei 1845 overgenomen door
de uit de Zaanstreek afkomstige heelmeester Antonius Reijnders.
Fornier blijft ook in Castricum werkzaam, waardoor er een nieuwe
situatie is ontstaan, die ongeveer 10 jaar zal duren, waarbij het
dorp de luxe van twee geneeskundigen kent.
Fornier werd op 29 augustus 1810 geboren in Arnhem en was dus
34 jaar toen hij zich in Castricum vestigde. Wat zijn opleiding
betreft schijnt hij geen problemen te hebben gekend. Na 4 jaar
onderwijs te hebben genoten in Amsterdam bij een drietal heel- en
vroedmeesters. doet hij vlot een aantal examens voor de commis
sie in Haarlem: voor scheepsheelmeester in 1840, voor platte
landsheelmeester in 1841 en voor vroedmeester in 1843.
Eerst huurt hij en later koopt hij in Castricum een huis genaamd
Duinzigt, dat beter bekend is onder de naam Het Knophuis.
Antonius Reijnders werd op 7 mei 1815 geboren in Wormerveer
en was dus 30 jaar bij zijn vestiging in Castricum. Hij werkte
reeds op jeugdige leeftijd in een apotheek en schijnt voorafgaande
aan zijn examens gedurende een periode van 9 jaar bij drie ver
schillende leermeesters in de Zaanstreek een opleiding te hebben
genoten in de artsenij-, heel- en verloskunde. Het is mogelijk dat
Reijnders en Fornier elkaar al in hun studietijd hebben leren ken-
13