duingebied moeten worden geleid en dat zou te veel
kostenverhogend werken. Uit het verslag betreffende de aanleg
der Staatsspoorwegen blijkt dat "met de eigenaresse der duinen
in de gemeente Castricum eene overeenkomst is aangegaan,
w aarbij aan den staat het regt wordt toegekend om. ten behoeve
van den aanleg van den Spoorweg van Alkmaar naar Amsterdam
gedurende vijftien jaren kosteloos het zand uit die duinen te
graven Een tweede reden is dan ook. naar onze opvatting, deze
zandwinning geweest. Natuurlijk profiteerden ook handel en
tuinbouw van de aansluiting op het railnet.
Politiek
Reeds in 1845 waren er plannen voor een verbinding van 'het
Nieuwediep' met 'den Hollandschen- en Rijnspoorweg' en was er
een concessie aangevraagd, i.c. voor een spoorlijn Den Helder -
Amsterdam. Op 3 juli 1845 was Amsterdam met Arnhem verbon
den en waren er plannen voor aansluiting met 'den Pruisischen
Spoorweg' naar Keulen. Logisch, dat men er op gesteld was het
achterland voor deze lijnen te vergroten. De zaken wilden echter
niet vlotten. De ministers van Binnenlandse Zaken en van Finan
ciën hadden Koning Willem I. die toen toch nog wel wat te
vertellen had. positief geadviseerd, maar de minister van oorlog
maakte bezwaar tegen het doorbreken van de vestinggordel van
Den Helder en eiste bovendien extra beveiligingen aan de IJ-
oevers. te betalen door de concessionarissen. (De IJ-polders zoals
we die nu kennen, bestonden nog niet en het Noordzeekanaal zou
pas in 1876 gereedkomen). De concessionarissen voelden daar
natuurlijk niets voor en stelden zich tegen die denkbeelden
teweer, gesteund door de Commissaris des Konings, die het
belang van spoorwegen in Noord-Holland wel inzag. Men mocht
niet tot overeenstemming komen, mede door de daarop volgende
politieke gebeurtenissen. De in 1848 in Frankrijk begonnen
revolutionaire bewegingen verbreidden zich door Europa en
maakten in Nederland - weliswaar zonder revolutie - een einde
aan het absolute koningsschap. Met de invoering van de grondwet
van Thorbecke in 1848 ontstond de constitutionele monarchie en
werd de ministeriële verantwoordelijkheid geregeld. Deze staat
kundige veranderingen en gezagswijzigingen op de ministeries
waren er de oorzaak van dat van de aanleg van spoorwegen in
Noord-Holland, maar ook van andere geplande lijnen in Neder
land voorlopig niets kwam. Wel hebben concessionarissen medio
1846 nog een 'suppletoir' plan ingediend: van Castricum zou een
aftakking naar de Zaanstreek en de Zuiderzeesteden moeten
lopen.
Spoorwegwet
Pas in 1860 nam de Staat zelf het initiatief door de oprichting van
de Staatsspoorwegen na het inwerking stellen van de Spoorwegwet
van 18 augustus van dat jaar. In de plannen, die toen ter tafel
kwamen, is men direct al uitgegaan van een verbinding Amster
dam naar Den Helder en een van Uitgeest naar Haarlem. Evenwel
plannen maken is één, maar uitvoeren iets anders. Reders en
kooplieden te Amsterdam wilden in het IJ het 'open havenfront*
behouden en de regering, samen met de Amsterdamse (Noordzee)
Kanaalmaatschappij wensten het Centraal Station op een eiland,
dat het open havenfront zou afsluiten. Voor er echter wat ge
beurde, zouden er nog jaren discussie aan voorafgaan. Men
wachtte maar op het gereedkomen van de inpoldering van het IJ
en van het Noordzeekanaal.
Toch voortgang
Intussen was er door het aannemen van de spoorwegwet wel wat
leven in de brouwerij gekomen. De regering had het idee de Staat
de benodigde spoorbanen te laten aanleggen en de exploitatie
daarvan in handen van particulieren te geven. Aldus werd in 1861,
in afwachting van een mogelijke oplossing bij Amsterdam, alvast
maar begonnen met de aanleg van de lijn Alkmaar - Den Helder.
Daartoe werd de Noordhollandsche Spoorweg Mij opgericht. De
exploitatie zou later worden overgedragen aan de H.U.S.M., de
Hollandsche IJzeren Spoorweg Maatschappij. Het ging hier om
de lijn 'K'.
De genie
Daar er in Nederland in die tijd weinig civiele ingenieurs waren,
die ervaring hadden met de techniek van spoorwegbouw, en er in
het hele land toch nog al wat kilometers aangelegd zouden
worden, deed men een beroep op de Genie. Dat was eerder
gebeurd. Ook de Ingenieur-directeur F.W. Conrad van de H.S.M.
had gestudeerd aan de Artillerie- en Genieschool te Delft. En zo
kwam. door bemiddeling van de Minister van Oorlog, de luite
nant-ingenieur Albert Jacob van Prehn naar Den Helder om de
leiding bij de bouw van lijn 'K' op zich te nemen. Hij was een
doortastend man, die binnen korte tijd overeenstemming bereikte
met de betrokken grondeigenaren en op 8 oktober 1861 de aanleg
van het traject Den Helder - Alkmaar kon laten aanbesteden.
Merkwaardige ontmoeting
Op stations komen veel mensen. Dat is gezellig. Soms zijn er
bijzondere bij. In 1960 werd station Castricum vereerd met
een bezoek van een mevrouw uit Zuid Afrika. Zij reisde
samen met een andere dame en was toen al negentig. Ze
vertelde een dochter te zijn van één van de eerste stations
chefs van Castricum en in de dienstwoning boven het station
te zijn geboren. Ze vond het leuk het oude gebouw, zij het in
veranderde vorm, nog eens terug te zien. Ze was een
vriendelijke vrouw, maar diep verontwaardigd bij haar
aankomst geen toesnellende kruier te zien. zoals ze dat in
Zuid Afrika gewend was. We hebben haar met de koffer
geholpen en een foto van haar genomen samen met haat-
vriendin en enige collega 's bij het oude station. Later heeft
ze uit Zuid A frika enige 'herinneringsboeken 1860 - 1960'
opgestuurd, geïnspireerd door het 'Eeufees van die Suid-
A frikaanse Spoorwee
4