publiek geopend, zoodat onze verbinding aan het groote spoor wegnet thans eene werkelijkheid is geworden. Handelaars en reizigers niet alleen zullen deze snellere gemeenschap met andere plaatsen op prijs stellen, ook anderen zullen er door in staat gesteld worden om voor hunne behoeften de goedkoopste en best voorziene gelegenheid op te zoeken. Onze (Alkmaarse) winkeliers zullen daarom door ruime sorteering en billijke prijzen moeten zorgen, dat hun debiet aan de plattelandsbevolking niet verloren gaat. Op de beide dagen voor de opening werd aan de liefhebbers kosteloos gelegenheid gegeven om een tochtje met het nieuwe vervoermiddel te maken. Vooral Dinsdag werd daarvan druk gebruik gemaakt, zoodal tusschen Alkmaar en Haarlem eene gedeeltelijke wisseling van bevolking plaats had. Aan velen beviel deze verplaatsing zoo goed. dat zij den laatsten trein misten of reeds overvol bevonden, en alzoo op kostbaarder of moeielijker wijze de thuisreis moesten ondernemen En passant wordt vermeld dat de diligencedienst tussen Alkmaar en Haarlem is opgeheven. Hoe de Castricumse bevolking heeft geprofiteerd van het gratis vervoer kunnen we slechts raden. Een plaatselijk blaadje bestond nog niet en getuigen zijn er niet meer. Het dorp doorsneden Voor de aanleg van de spoorlijn over het Castricumse grondge bied heeft zich uiteraard het een en ander afgespeeld. De spoorlijn doorsneed weilanden, akkers, dijken, wegen en waterlopen en zo hier en daar werden huis en erf gescheiden. Er werden hoorzittin gen gehouden, klachten behandeld en uiteindelijk koopsommen en schadeloosstellingen vastgesteld. In de Alkmaarsche Courant van 5 februari 1865 wordt het Koninklijk besluit afgekondigd over de onteigening van diverse gronden in de aanliggende gemeenten. In onze gemeente worden 119 percelen vermeld, waaronder eigendommen van boeren en tuinders, de kerken en de gemeente zelf. De grootte van de onteigende percelen wordt aangeduid in bunders, roeden en ellen. Verreweg de meeste grond is in handen van jonkvrouwe Johanna Margaretha Deutz van Assendelft, de echtgenote van jonkheer mr D.F. Gevers van Endegeest. Grote stukken duingrond en wegen en lanen worden als haar eigendom vermeld. Nieuwe opritten, dammen, bruggen moeten aangelegd worden om de percelen te kunnen bereiken. Het station ligt bij de bouw op enige afstand van het dorp, op enkele honderden meters is de eerste bebouwing pas te vinden. Voor de aanleg van de spoorbaan wordt een groot stuk duinterrein voor het beno digde zand afgegraven. Tussen Mient, Geversweg en Vinkebaan verdwijnen de s daar gelegen duintjes. Het staat nu als 'de Zanderij' bekend. Politieverordening De gemeenteraad houdt zich bezig met de aanwezigheid van vele vreemdelingen, die bij de aanleg van de spoorbaan betrokken zijn, aldus het raadsverslag van 8 augustus 1866. Kennelijk verstoren deze personen de plaatselijke rust. De plaatselijke her bergen worden bezocht. De herbergiers nemen het zeker niet zo nauw nemen met de sluitingstijden, blij met de verhoogde klandizie. De raad wijdt dit aan de geringe boete die op de overtreding van de in de Het station van vöör 1912. politieverordening geregelde sluitingstijden zijn gesteld. 'Na enige deliberatie' besluit men om de boetes te verdubbelen. Voor de logementhouder, herbergier of tapper wordt de boete van zes naar twaalf gulden gebracht en voor de in overtreding zijnde persoon wordt een bon van drie gulden uitgeschreven. Er wordt ook melding gemaakt van de veldwachter, die zich zorgen maakt over het ontbreken van lantaarns 'bij de verwachte komst van vele vreemdelingen, die over en weder de herbergen zullen gaan bezoeken'. Conflicten Enkele maanden na de opening van de spoorweg blijkt dat de gemeente zich niet heeft gehouden aan de afspraak om goede toegangswegen naar het station te maken. Op 22 februari 1868 stuurt de Minister van Binnenlandse Zaken een brief waarin hij zijn ongenoegen uit over de houding van de gemeente Castricum. Hij meldt de slechte toestand waarin de bedoelde wegen zich bevinden en vordert herstel daarvan. Hij laakt ook het ontbreken van verlichting langs de weg. Burgemeester Zaalberg steunt de eis van de minister daarin bijgestaan door wethouder Schotvanger. Men is wel bevreesd voor de kosten, die nogal drukkend zijn voor de krappe gemeentekas. De raad vindt, dat de spoorweg maatschappij de kosten moet dragen. Dit antwoord wordt dan ook naar de Raad van Toezicht op de Spoorwegdiensten verstuurd. Als de minister dit verneemt, vraagt hij de Commissaris van de Koningin om de halsstarrige gemeente tot andere gedachten te brengen. Op 28 juli stuurt hij een pittige brief naar de burgemees ter. Hij schrijft dat het hem niet duidelijk is waarom de gemeente haar verplichtingen niet nakomt. Immers het is gebruikelijk dat de gemeenten de kosten voor de toegangswegen betalen. Castricum moet blij zijn met de aanwezigheid van het station, zo merkt hij fijntjes op. "Men kan moeijelijk aannemen dat hier de belangen der gemeente niet door den Spoorweg zouden zijn gebaat". Nogmaals wijzende op de billijkheid van de regeling draagt hij de gemeente op om binnen een maand te reageren en hem te verwittigen hoe gevolg wordt gegeven aan de kwestie. De raad gaat overstag en in november van 1868 zijn er zes lantaarnpalen geplaatst tussen het station en de RK. kerk. Op de totale afstand was dat bepaald niet overdadig en veel licht zullen de petroleumlantaarns dan ook niet gegeven hebben, maar het was toch beter dan niets. Station Castricum 15

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Jaarboek Oud Castricum | 1993 | | pagina 15