Uit de vrij grote afmetingen van een zo vroeg stenen kerkgebouw mag worden afgeleid, dat we in Castricum te maken hebben met een zeer oude parochiekerk. De aanduiding 'St. Pancratiuskapel' van Reder is enigermate misleidend. Reeds eeuwen voordat de kerk rond het jaar 1500 werd vergroot, was zij een parochiekerk met volle rechten. De parochiale indeling berustte op de samen voeging van buurtschappen tot kerspelen. De buurtschappen op de geestgronden, die reeds bestonden bij de komst van de chris telijke kerk, werden samengevoegd tot parochies, waarvan de grenzen ruwweg samenvielen met die van de ambachten of bannen. Zij kregen al vroeg het doop- en begrafenisrecht en konden als zelfstandige kerken worden beschouwd. De overige kerken zonder volle rechten werden 'capellae parochiales' ge noemd. 'Kapelle' is nog terug te vinden in sommige dorpsnamen. De naam capella wordt later alleen nog gebruikt voor een gewijd gebouw met altaren, ressorterende onder een parochiekerk (12). De parochie van Castricum heeft vermoedelijk dezelfde hoge ouderdom als die van Limmen, Heiloo en Schoorl. Zij vielen in de frankische tijd onder de plebaan van de hoofdkerk Velsen. Het is niet onwaarschijnlijk dat de parochie van Castricum zelfstan dig werd in de 1 le eeuw omstreeks de tijd dat de eerste stenen kerk werd gebouwd. De stelling van Cordfunke (15), dat de moederparochie van deze streek Heiloo was, van waar uit als mede vanuit de iets later gestichte parochies Limmen en Schoorl het christendom zich in Kennemerland heeft verspreid is naar ons gevoel onvoldoende op feiten gebaseerd. De reconstructie van de romaanse tufstenen kerk van Castricum maakt het mogelijk zich een beeld te vormen hoe de eerste stenen kerken in deze streek eruit hebben gezien. Bovendien is zij een aanwijzing, dat de parochie van Castricum veel ouder is. dan vaak wordt aangenomen. De verbouwingen rond het jaar 1500 Veel kerken in de omgeving van Castricum zijn verwoest in het jaar 1573 bij de spaanse aanval op Alkmaar. Uitzonderingen waren, behalve Castricum zelf, de kerken van Uitgeest en Assen delft. De prachtige laat-gotische kruiskerk van Assendelft, be kend door de afbeeldingen van Pieter Saenredam, werd helaas in 1852 afgebroken. De latere verbouwingen van het romaanse kerkje uit de 1 le eeuw hebben de kerk van Castricum het aanzien gegeven, zoals die zich nu aan ons voordoet. In Uitgeest is de huidige dorpskerk ontstaan door vergroting van een kruiskerkje. Met de bouw daarvan werd eerst begonnen omstreeks het jaar 1300 op een plaats, waar voordien zeker geen kerk heeft gestaan (7). Omdat beide kerken gespaard zijn gebleven, lenen zij zich uitstekend voor een onderlinge vergelijking wat betreft de grote verbouwingen en uitbreidingen in laat-gotische stijl, zoals die in ons gewest bij veel dorpskerken rond het jaar 1500 werden uitgevoerd. De economische vooruitgang in het laatste kwart van de 15e eeuw en de steeds grotere macht van de kerk, zich uitend in liturgische overdaad, waren hiervan de oorzaak. En het ene dorp kon uiteraard niet bij het andere achterblijven. Om de liturgievieringen ongestoord te kunnen voortzetten, bouwde men vaak een grotere kerk om de bestaande heen. Een bouwwijze die. zoals uit de archieven blijkt, ook bij de Grote of St. Bavokerk te Haarlem is toegepast. In Uitgeest werden de drie westelijke traveeën verbreed met afbraakmateriaal, waardoor de kruisvorm wegviel. De aansluitin gen aan de zijgevels van het vroegere dwarsschip zijn nog zichtbaar. Hierop werd boven de bestaande kerk werd een hoger dak gebouwd en aansluitend een groot priesterkoor. Dit koor, drie traveeën lang en gesloten met een driezijdige absis, werd om streeks 1500 voltooid (7). In Castricum werd de omgekeerde weg gevolgd. Maar eerst nadat in de 2e helft van de 15e eeuw een vlakke, drie geledingen hoge gotische toren was opgetrokken op een travee afstand van de westelijke muur van de kerk 16). Van elke zijde heeft de tweede geleding twee blindnissen en de bovenste geleding drie, waarvan de middelste galmgaten heeft. Deze toren, mooi in zijn eenvoud, is heel functioneel als luidtoren en was dat voorheen ongetwijfeld ook als uitkijktoren. Vrij kort daarna werd begonnen met het bouwen van een, 10 m lang. fraai gotisch koor om het oude vierkante romaanse koor heen. De muren werden opgetrokken van baksteen afgewisseld met "speklagen' natuursteen ongeveer een meter hoger dan die van het romaanse koor. De daknok was zelfs 3 m hoger dan de oude. Bij de vorige restauratie van 1953-55 konden uit de aanzetten de plaats en afmetingen van de triomfboog tussen het romaanse koor en het kerkschip worden bepaald. Deze triomfboog werd daarop in zijn oude gedaante herbouwd, waarvoor Reder (13) een aantal redenen noemt. Men kan hier uit een oogpunt van historische architectuur en wat praktisch gebruik betreft wel een aantal kanttekeningen bij plaatsen. Vermoedelijk is het nieuwe gotische koor omstreeks 1510 gereed gekomen, waarna aan de laatste fase van de uitbreiding werd begonnen: de wijziging van de kap van het kerkschip en de verlenging tot aan de toren. Bij de kapwijziging zullen toen al wel trekbalken zijn aangebracht, rustend op sleutelstukken, korbeels en muurstijlen. De kerk is namelijk niet, zoals in Uitgeest verbreed, zodat de oude romaanse, weinig stabiele, muren de nieuwe kap moesten dragen. Afbeelding 5 De architect H.F. Rappange (r.) en W.J. Reder (I.) inspecteren de zuidgevel. De heer Reder heeft in belangrijke mate bijgedragen de bouwgeschiedenis van de kerk te achterhalen en te beschrijven.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Jaarboek Oud Castricum | 1992 | | pagina 7