rskramer te
moest zijn.
t het circus
:n roer. Het
n vreselijk
even." Die
nond gelo-
e volgende
was het
)u, dan ben
men regel-
iren uit het
Jel van die
i dertig) er
an. In een
het heien
:n dat elke
rleum kon
smederij
reg kwan-
roleum in
allemaal
man terug
p; op zo'n
;rij, hartje
isje water
haalt wel
in de put
hij door
nid komt
Igens mij
er met de
verderop
ie put. Ik
te halen.
zwervers
even van
ip altijd:
tt het om
:in potje.
:visie. In
angs de
laar eens
de haan,
ir bij de
kom je
terug bij
Afbeelding 12
De smederij na een ingrijpende verbouwing in
1935; er werden nu ook rijwielen verkocht en gere
pareerd.
Cor Peperkamp, die meteen naar de haan vroeg, waarop de
handelaar ter snede repliceerde: "Ach, zolang ik loop, schimmelt
mijn kont niet".
De kinderen vermaakten zich in en rondom de smederij; op vrije
dagen ging men graag naar de Papenberg om te spelen, of ze
liepen door de duinen naar het strand om daar naar bijzondere
schelpen te zoeken. In de jaren dertig kregen ze één cent
zondagsgeld en als ze wel eens zeurden om wat meer geld. zei hun
moeder: "poep maar in je hutte. dan kan je glissen (poep maar in
je klompen, dan kan je glijden)".
Het gezin van Cor en Trijntje was voor die tijd vrijgevochten en
je kon er altijd binnenlopen.
De kinderen hadden een doberman pincher, genaamd Cas. die
jaren de "huisvriend" van de familie is geweest. Cas was helemaal
getraind om eenvoudige boodschappen te doen; zo haalde hij
brood bij de bakker en vlees bij de slager. Door de familie wordt
nog steeds de loftrompet gestoken over de slimheid van hun
allang overleden hond.
De kinderen haalden ook regelmatig de paarden op die beslagen
moesten worden. Ze mochten dan op de knol zitten - heerlijk
vonden ze dat - en als het werk klaar was mochten ze het dier weer
terug brengen langs de Castricumse weilanden. Ze hadden vaak
een speciale band met "hun" paarden. Als zo'n paard dood ging,
bracht dat veel verdriet bij de kinderen.
De dood van de smid
Toen hij ten tijde van zijn ziekte nog eens een pater, die barrevoets
de smederij bezocht, uitliet (en die twee hadden al heel wat
afgelachen) en tegelijkertijd bezoek kreeg van een vrouw met vier
kleine kinderen, zei hij: "Ja, dat heb je hè. als je met een jonge
vrouw trouwt". De pater verliet stikkend van de lach de smederij.
Nadat hij het bericht van de arts vernomen had is hij vrijwel
onmiddellijk gestopt met zijn werk. Toen Cor Peperkamp in de
woonkamer op zijn sterfbed lag, kwam een keer zijn oudste zoon
Cor binnen met een pas geslepen zeis. Hij vroeg zijn vader of de
zeis nu scherp genoeg was. Peperkamp nam de zeis over, betastte
hem met zijn duim en zei:"Hij moet nog scherper jongen".
De mensen in het dorp merkten wel dat de smid ziek geworden
was. Zijn krachten namen af en door de ziekte vermagerde hij. hij
zag er slecht uit. Toen iemand hem daarop aansprak zei hij: "Er
komt eenmaal een eind aan de menselijke machine, maar als ik bij
Petrus kom. kan hij nooit zeggen dat ik de mensen verdriet heb
gedaan: bij mij hebben ze altijd gelachen". Op 19 juli 1952 stierf
hij, op bijna 72 jarige leeftijd, thuis in de woonkamer in een bed
bij het raam. 's morgens vroeg, terwijl zijn dochter Marie bij hem
waakte. Er was een einde gekomen aan zijn leven en Castricum
rouwde bij het overlijden van zijn smid Cor Peperkamp.
Onder veel belangstelling werd hem de laatste eer bewezen en
zelfs de militaire eer: Kapitein Rommel salueerde soldatesk en in
vol officiersornaat op het kerkhof van de Heilige Pancratius.
alwaar zijn graf nog steeds te vinden is.
Op een dag is er toch een einde gekomen aan het leven van de
hoefsmid, wiens aanwezigheid in het centrum van de dorpsge
meenschap zo'n vanzelfsprekendheid was geworden. Hij had zich
al geruime tijd niet goed gevoeld, maar wel doorgewerkt.
Uiteindelijk is hij toch naar een dokter gegaan, die hem verwees
naar een specialist in Alkmaar. Hoewel het voor die tijd - begin
jaren vijftig - zeer ongebruikelijk was om aan een patiënt diens
prognose te vertellen, heeft de behandelend geneesheer op de
nadrukkelijke vraag van Cor Peperkamp gezegd dat er aan diens
ziekte niets meer te doen was en dat hij nog maar zes weken te
leven had. Dit bleek helaas waar te zijn. Toen hij na dat bezoek
op de stoep van het ziekenhuis stond zei hij triest voor zich uit
starend: "Peperkamp zal nooit meer grappen maken". De smid
had slokdarmkanker gekregen, waarschijnlijk mede veroorzaakt
door de hete vuren van de smidse. Zijn ziekbed duurde kort.
Dankwoord
Een woord van dank ben ik verschuldigd aan mijn familieleden,
die de eigenlijke auteurs van dit voorbeeld van 'oral history' zijn.
Mijn vader Frans Peperkamp, die ondanks zijn ziekte en zeer
verzwakte stem toch de sfeer van die tijd met zijn anekdotes wist
op te roepen: tijdens de voltooiing van dit artikel is hij op 6 juli
1992 overleden.
Mijn moeder Corrie Peperkamp - Nijssen uit Castricum.
Mijn tante Marie. mevr. M. Dol - Peperkamp uit Alkmaar.
Mijn tante Da, mevr. A. Dekker - Peperkamp uit Beverwijk.
Mijn tante Fem, mevr. F. Peperkamp - Bruinenberg uit Castricum.
Mijn neef Piet Dol uit Edam en mijn neef Henk Benkemper uit
Hillegom, zoon van mijn onlangs overleden tante Annie, mevr. A.
Benkemper - Peperkamp.
43