Samen met Piet Schotvanger. Wub van Weenen en Jan Duijn vormde hij een toneelvereniging die regelmatig een uitvoering gaf in café De Rustende Jager. Plaatselijke verenigingen hebben altijd in de belangstelling gestaan bij Peperkamp. Hij had ook enkele bestuurlijke functies. In een brief van 13 april 1932 schrijft hij aan zijn schoonzoon: Gisteravond 11 april hebben we nog vergadering gehad van de Harddraverij Vereeniging wegens aftreding door vertrek uit de Gemeente van de Heer Mulder als Voorzitter. Met algemeene stemmen is toen ondergetekende tot dezen gewichtigen functie gekozen. Nu, dat heb ik maar aangenomen, alhoewel ik liever gehad had dat ze een ander hadden gekozen De Castricumse Harddraverij-Vereniging hield de draverijen in de Oosterbuurt. Daarnaast was hij voorzitter van de damclub en sinds de oprich ting in 1911 ook van de voetbalclub Castricumse Sport Vereni ging (C.S.V.), toen nog voor alle gezindten. Deze club had een voetbalterrein aan het einde van de Haagse weg. Toen in 1922 de Rooms Katholieke voetbalvereniging Vitesse werd opgericht, gingen de meeste leden over naar de nieuwe club. Ook bij de oprichting van de Vrijwillige Brandweer in 1920 door burgemeester Lommen had Cor Peperkamp zich met nog dertien anderen aangesloten. Verder placht Cor Peperkamp nog wel eens een kaartje te leggen bij de klaverjasclub. Eén van zijn klaverjasvrienden was Piet Deen, ook een bekende Castricummer en dito duivenmelker. Hij schepte graag op over zijn duiven. Op een dag ontving Piet Deen een officieel ogende brief met de mededeling, dat hoge heren van de duivensportbond bij hem op bezoek zouden komen. Ze hadden gehoord dat Piet zulke verschrikkelijk mooie duiven had en wilden graag langskomen. Apetrots zei hij op de klaverjasavond: "Cor, wat ik nou gekregen heb, je wilt het niet geloven: ik krijg hoge pieten op bezoek van de duivenbond!" Piet nam vrij. Jansie, zijn vrouw, was gepermanent, de kinderen kregen vrij van school, de hokken waren gewit en de gordijnen gewassen. De kinderen en hun ouders togen plechtig op hun paasbest naar de trein, maar al wat er kwam: geen mensen van de duivenbond. En zij maar wachten. Op de volgende klaverjasavond vroeg Cor Peperkamp belangstellend aan Piet hoe het geweest was. Piet liet zich natuurlijk niet kennen: de hoge heren hadden hun ogen uitgekeken. Later bekende Peperkamp dat hij de brief geschreven had. Typerend voor die tijd, maar toch ook voor de plaats die Cor Peperkamp zich tussen zijn dorpsgenoten had weten te verwerven, was dat ook deze streek van hem gepikt werd, zelfs door het slachtoffer. Kermis een belangrijk dorpsgebeuren Als er kermis in Castricum of Uitgeest was bezochten de families Peperkamp elkaar. Het was dan groot feest; drie dagen feesten met familie en dorpsbewoners was eigenlijk een kleine vakantie waar iedereen een heel jaar naar toe leefde. Een belangrijk dorpsgebeuren, waar de hele gemeenschap actief aan meedeed. Was er kermis in Uitgeest, dan ging dus de hele familie op bezoek in Uitgeest en de kinderen kregen dan van elk familielid een kwartje voor de kermis en konden voor dat geld aardig carrousellen. Als men dan in de loop van de ochtend aankwam stonden de tafels gedekt met heerlijke broden, tulband, vlees etcetera. In café De Ooievaar gingen de mannen een borreltje drinken en kwamen tegen lunchtijd weer terug; de hele dag werd er gefeest. Terwijl er circus in Bakkum was en het volk vermaakte, kreeg Cor Peperkamp eens bezoek van een marskramer te voet. De reiziger in garen en band vertelde hem dat hij ook nog langs Egmond moest. Dat had hij maar beter niet kunnen zeggen, want Peperkamp maakte meteen van de gelegenheid gebruik om de marskramer te zeggen dat hij op zijn tocht naar Egmond voorzichtig moest zijn. "Maar weet je dat dan niet? Er is een witte olifant uit het circus losgebroken en de hele Bakkumse bevolking is in rep en roer. Het dier is enorm groot en vooral die witte olifanten zijn vreselijk woest. Het is levensgevaarlijk om je op straat te begeven." Die marskramer is toen over Limmen en Heiloo naar Egmond gelo pen. Eindelijk in Egmond aangekomen, vroeg hij aan de volgende klant of de witte olifant al gevangen was. "Och heden," was het antwoord, "ben je soms langs Peperkamp gekomen? Nou, dan ben je mooi beetgenomen!" Petroleum gevonden Cor Peperkamp schreef onder verschillende pseudoniemen regel matig stukjes in het Castricummertje. Die cursiefjes waren uit het leven gegrepen en af en toe probeerde hij ook door middel van die cursiefjes mensen ertussen te nemen. De datum 1 april naderde en (het was ergens in de jaren dertig) er werden palen geslagen voor woningen aan de Puikman. In een kort bericht maakte hij melding van het feit dat tijdens het heien van de palen op de Puikman petroleum gevonden was en dat elke inwoner van Castricum en Bakkum gratis een liter petroleum kon krijgen op vertoon van het trouwboekje. Hij zag de mensen op de bewuste dag en tijd langs de smederij lopen met een petroleumbus in de hand. Peperkamp vroeg kwan suis: "Nou mensen, wat is er aan de hand?" "Cor weet je dat dan niet? Op de Puikman is petroleum in de grond gevonden tijdens het heien en nou krijgen we allemaal een liter petroleum voor niks". De smid wachtte rustig af totdat de mensen van de Puikman terug kwamen. De mensen vonden het achteraf een goede grap; op zo'n dorp werd hartelijk om zoiets gelachen. Er kwamen weer eens een paar zwervers langs de smederij, hartje zomer, het was erg warm. "Peperkamp, heb je een glaasje water voor ons? Het is zo warm!" "Ja, ga maar even langs moeder de vrouw, zij haalt wel even wat water uit het putje". Dan werd het emmertje in de put neergelaten en de glazen werden volgeschonken. De smid dronk trouwens zeer regelmatig water, omdat hij door zijn werk veel transpireerde. Ze zitten bij elkaar in de tuin achter de smederij, de smid komt erbij zitten, proeft van het water en zegt: "nou vrouw, volgens mij is het drinkwater niet goed hoor. verdulleme. dat gedonder met de gemeente ook. 'k Heb het nog zo gezegd!" En hij wendt zich tot de zwervers en zegt: "Er ligt hier verderop een mestvaalt en nou schijnt die gier door te sijpelen in de put. Ik heb al aan de gemeente gevraagd om die mestvaalt weg te halen. Ja vrouw, volgens mij zit er weer gier in het water". De zwervers kijken elkaar eens aanhun glazen zijn al leeg. Als er mensen in de smederij kwamen en vroegen of ze even van het closet gebruik mochten maken, vroeg Cor Peperkamp altijd: "is het een grote of een kleine?" Als men antwoordde dat het om een grote ging, dan kwam de smid terug met een heel klein potje. Het haantje van de Nederlands Hervormde Kerk was in revisie. In diezelfde tijd kwam er een handelaar in oud ijzer langs de smederij en vroeg wat er met de haan was gebeurd. "Ja. de haan is bij een boer op de Kramersweg, ga daar maar eens kijken of je hem mee kan krijgen", zei Cor Peperkamp. Maar de boer had die haan natuurlijk niet; wèl een levende haan, waar hij erg trots op was, in zijn tuin. Toen de handelaar bij de boer kwam en naar de haan vroeg zei de boer: "Kerel, hoe kom je daar nou toch bij? Pak je weg, die haan loopt in het hok!" Na dit kortstondige intermezzo kwam de handelaar weer terug bij

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Jaarboek Oud Castricum | 1992 | | pagina 42