<7
welk kind zal genaamd worden
Van welke verklaring ik deze akle heb opgemaakt ip tegenwoordigheid van
beroep
- oud >jl. jaar, wonende te
beroep
welke na voorlezing door mij en de
^1' /-?at
De Ambtenaar voornoemd,
Afbeelding 9
Bij vele geboorte-aangiften
trad Cor Peperkamp op als
getuige; op vele akten is zijn
handtekening te vinden.
hij een sigarenschaartje mee, hij knipte de sigaar af en rookte één
haaltje. Omdat hij normaliter niet rookte, maakte hij de sigaar
meteen weer uit en bewaarde hem voor zijn zoon. Soms bleef hij
wel eens te lang weg en dan zei zijn vrouw tegen één van haar
kinderen: "Waar blijft je vader nou? Da, (hun tweede dochter) "ga
jij eens even je vader halen, hij blijft zo lang weg. Zeg maar dat
ik zit te wachten met eten". Met de deur van De Rustende Jager
half geopend zei ze dan: "Pa, komt u, want u moet eten".
"Kind, ik kom direct" zei hij dan. En dat deed hij altijd.
Dorpse gezelligheid.
Toen Trijntje, de vrouw van de smid, zelf hoogzwanger was en elk
moment kon bevallen, moest Cor Peperkamp ook nog eens een
kind aangeven.
Terwijl de burgemeester de akte opstelde en naar de naam van de
pasgeborene vroeg zie Peperkamp gekscherend: "Oh, noem het
maar Cor Peperkamp". Dat gebeurde. Terwijl de akte werd
ingevuld en de formaliteiten werden afgehandeld constateerde de
burgemeester dat het niet het kind van Peperkamp kon zijn. Dat
was wel even een pijnlijke geschiedenis, want zo'n akte dulde
geen fouten en verbeteringen. Het kostte de desbetreffende amb
tenaar dan ook nog heel wat werk om het een en ander te
verbeteren. Die akten werden naar Haarlem gezonden en doorha
lingen e.d. werden niet geaccepteerd.
In de raadszaal van het oude stadhuis bevond zich een schoor
steenpijp met een schoorsteendop erop. Cor Peperkamp was weer
eens aanwezig om als getuige op te treden. Burgemeester Mooij
zat aan de lange vergadertafel dichtbij de schoorsteendop. De
smid zag dat de schoorsteendop niet goed sloot op de pijp en tikte
daar even met zijn duimstok tegenaan om hem vast te slaan. Maar
in plaats dat de schoorsteendop steviger kwam te zitten, raakte hij
los en vlogen tegelijkertijd naar schatting twee volle emmers roet
uit de pijp, dat voor een flink deel over de tafel en de burgemeester
en diens akten vloog.
"Peperkampjammerde de burgemeester Mooij boos,
....jij bent ook altijd bezig met je streken". Dit soort verhalen
heeft nog vele jaren lachsalvo's opgeroepen bij de Castricumse
bevolking.
Burgemeester Mooij en Cor Peperkamp waren goede vrienden
van elkaar, ze kwamen regelmatig bij elkaar over de vloer.
In de twintiger jaren was het gebruikelijk dat de burgemeester de
fanfare begeleidde, als die ergens buiten Castricum een optreden
gaf. Op een keer was de burgervader verhinderd om deel te nemen
aan het bezoek ergens in de Noord. De smid vond dit geen
probleem en stelde voor dat hij die dag als de Castricumse
burgemeester zou optreden. In dat dorp merkte niemand dat de
eerste burger in werkelijkheid de hoefsmid van het dorp Castricum
was. Redevoeringen houden was hem op het lijf geschreven en het
diner met de drankjes heeft hij zich goed laten smaken. Later is
daar nog hartelijk om gelachen.
Vriend van pastoor Engering
Pastoor Engering was een persoonlijke vriend van smid Peper
kamp. De pastoor kwam regelmatig langs om samen met hem een
spelletje schaak te spelen. In de woonkamer van de familie
Peperkamp stond een aantal boeken, waaronder ook boeken die
op de index stonden, die voor de rooms-katholieken dus verboden
waren om te lezen. Boeken van Emile Zola bijvoorbeeld of van
Victor Hugo, die in die tijd felle reacties opriep. Elke keer zuchtte
Pastoor Engering als hij die boeken zag staan, en elke keer zei hij
er iets van: "Die boeken mag je niet lezen. Peperkamp!". Reden
voor de smid om het spelletje schaak eigenlijk liever op de
pastorie te spelen.
Als de kersen rijp waren, die in de tuin van de pastorie groeiden,
dan deelden zij die samen elk jaar uit aan de kinderen van de
Augustinusschool.
Als Cor Peperkamp een enkele keer in de Pancratiuskerk kwam
terwijl de dienst al begonnen was, dan onderbrak Pastoor Engering
zijn dienst en wachtte demonstratief met zijn armen over elkaar,
totdat Peperkamp had plaatsgenomen in de mannenbeuk. Cor
Peperkamp ging elke zondag keurig in zijn maatpak en netjes met
hoed op ter kerke, maar hij was niet, om het maar zo te zeggen,
streng in de leer. Waarschijnlijk kon hij zich dat als kleine
zelfstandige ook niet permitteren. Hij had zijn klanten onder de
rooms katholieken èn onder de protestanten.
Het hoeft geen betoog dat halverwege de twintigste eeuw een vrij
stringente scheiding bestond tussen beide denominaties. Het
gebeurde niet zo gauw dat kinderen van verschillend geloof met
elkaar speelden en iets wat men al helemaal niet deed - of wat toch
zeker niet zo hoorde - was verkering krijgen met iemand van een
ander geloof. Kapelaan de Boer meende een keer - Cor Peperkamps
vriend pastoor Engering was toen al dood - op huisbezoek te
moeten gaan, toen één van de dochters van de smid verkering
kreeg met een niet-katholieke jongen. Op een gegeven moment
40