dat het hartelijk bedankt is voor de moeite". Het kind kreeg het dubbeltje en ging weer weg. Nog één keer het gebit (driemaal is scheepsrecht). Cor Peperkamp kwam eens bij een vrouw om een kachel te plaatsen. Tijdens een bakje koffie maakte zij complimenten over het mooie gebit van de smid. Hij had altijd direct zijn verhaaltje klaar en zei: "Mevrouw, daar ben ik met mazzel aan gekomen. Een jaar geleden kwam ik bij Jan de Slager in de Oosterbuurt en die was juist bezig een geit te slachten. Dat beest had een mooi gaaf gebit en die geitekop kon ik voor twee kwartjes van hem kopen. Thuis hebben we die kop gekookt en afgekloven en toen bleef er een gaaf stel tanden en kiezen over. Daarmee ben ik naar een tandarts gegaan en die heeft er dit fraaie gebit van gemaakt. "Maar", zei de smid met een stalen gezicht: "ik zou het niemand aanraden hoor. het heeft één groot bezwaar, ik kan geen toeter (toeter- of pijpekruid) of brandnetel voorbij lopen of ik moet er effe in bijten". Pater Peperkamp Hij was een keer in een kloosterschool in Velsen om er met zijn knecht kachels te plaatsen en pijpen te poetsen voor de winter. Terwijl de knecht ergens anders bezig was, zag hij op een gegeven moment een aantal bruine pijen hangen onder een afdakje. Zonder een moment te aarzelen trok hij zo'n pij aan, bedekte zijn hoofd met de ruim uitgevallen kap en liep door de lokalen naar zijn knecht toe die op zijn knieën druk bezig was een kachel te plaatsen. "Gaat het wel vaderke?" vroeg hij op zijn steenkolen- brabants. "Jawel eerwaarde" was het enigszins timide antwoord. "Heeft u ook kinderen?" "Jawel eerwaarde. "Hoeveel kinderen heeft u "Ik heb wel acht kinderen. "Acht kinderenzo, dan heeft u ook niet stil gezeten!" "Nee, nee eerwaarde, U weet hoe dat gaat "Zal ik uw gezin de zegen geven?" "Dat is goed eerwaarde" Prevelend: "In nomine patris et filii et spiritus sancti (een stuk luider) ...."en nou godverdee aan je werk "Barst Peperkamp, ben jij het?" Wagenmaker Een werk waarbij niemand hem mocht storen en dat altijd met de knechts werd uitgevoerd was het leggen van ijzeren banden om wagenwielen, de zogenaamde wielijzers. Het was werken op de millimeter, want als het ijzer rond het wiel niet goed strak zat rolde het er al snel vanaf. Die wielijzer lagen in voorraad in de loods achter de smederij. Het was werk dat een flink deel van het smidswerk uitmaakte, omdat er in die tijd vrijwel uitsluitend karren rond reden in het dorp: voordat de auto het straatbeel kwam sieren werd immers vrijwel alles nog met paard en wagen gedaan. Karretjes had je in alle soorten en (wiel)maten: kiepkarren, schulpkarren met zeer hoge wielen, boerenwagens, bakwagens, tilbury's, dresseerkarretjes, bokkewagens etc. De maat van het wiel werd genomen met een instrument waarmee men de omtrek van het wiel uitrekende. Dan werd van staal de breedte van het wiel gewalst op een wals, die in de smederij stond, en dan werd die band iets korter dan de werkelijke maat in het vuur verhit tot bijna smelttemperatuur. Omdat er nog niet gelast werd maakte de smid gebruik van weiijzer om de ijzeren band aan elkaar te smeden. Het wielijzer ging in het smidsvuur en werd iedere keer een stukje gedraaid; het moest zo heet mogelijk zijn. Afbeelding 8 Zo zag smederij Peperkamp in Uitgeest eruit; de smederij in Castricum, waarvan geen foto's gemaakt zijn, zag er hetzelfde uit. Vooral grote ijzeren banden vergden van de smid veel handig heid, omdat het beginpunt soms al was afgekoeld als het eindpunt in het smidsvuur lag. Pas als het ijzer zeer heet was kon het om het houten wiel gelegd worden, een werkje dat zeer snel moest gebeuren. Het houten wiel mocht immers niet verbranden door de hitte van het ijzer. Als het ijzer om het wiel gelegd werd, moest het snel worden afgekoeld in een speciaal daarvoor vervaardigde stenen bak van ongeveer 1,5 meter lengte, gevuld met water. Het wiel werd daarin rondge draaid, dat ging met veel rook en gesis gepaard. Dit werk kon de smid niet in zijn eentje, hij werd hierbij altijd geassisteerd door zijn knecht of zelfs door de opdrachtgevers. Getuige bij geboorteaangiften Cor Peperkamp had graag mensen om zich heen, en dat gevoelen was wederzijds. Zo werd hij regelmatig gevraagd om als getuige op te treden als een geboorte moest worden aangegeven. Het is niet bekend bij hoeveel aangiften hij getuige is geweest, maar verondersteld wordt dat het om honderden nieuwgeborenen is gegaan. De vader kwam dan even langs de smederij en samen met een andere getuige werd in het gemeentehuis de geboorteakte getekend. Als die formaliteiten hadden plaatsgevonden, dan ging de gelukkige vader in gezelschap van de getuigen naar café De Rustende Jager aan de Dorpsstraat en daar bracht men dan een toost uit op een lang en gelukkig leven van de pasgeborene. Dat was traditie. Voor de sigaar, die Peperkamp dan altijd aangeboden kreeg nam 39

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Jaarboek Oud Castricum | 1992 | | pagina 39