Schraperige boeren
Als de smid zag dat de hoefijzers aan één kant waren afgesleten,
kon hij ook aan de stand van het been zien dat er iets niet in orde
was. Als dat het geval was werden de ijzers verlegd. Het
linkerhoefijzer ging dan bijvoorbeeld onder de rechtervoet, of de
ijzers werden van voor naar achter en vice versa verlegd. Dat was
goedkoper dan het rondom beslaan van het paard. Als Cor
Peperkamp het echt noodzakelijk vond dat het paard rondom
beslagen werd, dan speelde de zuinigheid van veel boeren hem
wel eens parten en werden de ijzers alsnog verlegd, om maar geld
uit te sparen. Het verleggen kostte 70 cent en het rondom beslaan,
waarbij het paard vier nieuwe hoefijzers kreeg, kostte 1,40,
oplopend in de loop der jaren tot 2.60. Benauwdheid en zuinig
heid speelden in die zoveel minder welvarende tijd een grote rol.
Als een boer bekend stond om zijn schraperigheid, dan werd hij
wel aangeduid met de term "karhengst".
Rond de eeuwwisseling en ook later hadden de boeren duidelijk
een monopolie-positie ten opzichte van middenstanders. Voor de
laatsten was dat niet altijd even gunstig, hoewel Cor Peperkamp
met zijn diplomatieke gaven de boeren wel aan zich wist te
binden.
De anekdotes over boeren waren daarom niet altijd positief. Zo
gaat het verhaal van een smid die bezoek kreeg van een boer met
een mestvork. Aan de mestvork moest een reparatie plaatsvinden.
De boer sommeerde de smid zijn werk aan de smidse te onderbre
ken, om eerst de mestvork onder handen te nemen. De smid
weigerde, móest wel weigeren, want het ijzer dat in het smidsvuur
lag, duldde geen uitstel.
De boer werd kwaad en de smid vertelde de boer een verhaal dat
hij had gehoord. Hij. de smid, had vernomen dat er in Amerika
(dat toen veel verder weg was) een machine was uitgevonden. Een
machine waar je vijf boeren in kon stoppen en waarbij aan het
andere einde een mens te voorschijn kwam.
Ja, en zo ging dat toen: als "schraperige" boeren ter kerke gingen
dan werden er onderweg naar de kerk nog wel eens dikke sigaren
gerookt. De peuken daarvan werden pas weer verder opgerookt
als de kerk uit was. Het was de gewoonte om zo'n peuk op de rand
van de wijwaterbak achter in de kerk te leggen. Kwajongens die
de boeren een poets wilden bakken namen die peuken mee tijdens
de kerkdienst en doopten die in de paardevijgen die altijd in ruime
hoeveelheden de straten sierden. Als de kerk dan uitging keek
men gespannen wat voor gezicht de boer zou opzetten als hij zijn
sigaar weer in zijn mond stak.
Afbeelding 4
Anna, Alida, Cor en
Frans Peperkamp om
streeks 1916, nadien
worden nog Maria en
Catharina geboren.
Het was in die tijd een grote eer om je rekening zo laat mogelijk
in te dienen, al had je bij wijze van spreken geen stuiver meer in
je portemonnee. Tegenwoordig is dat wel even anders. Met het
zeer laat indienen van de rekening suggereerden de ondernemers
dat ze het geld niet direct nodig hadden en dat was een teken van
welstand. Als Cor Peperkamp soms "te vroeg" met de rekening
kwam vroegen de klanten: "heb je het geld nodig?" Als er veel
rekeningen uitstonden zeiden de kinderen altijd: "Pa is rijk in de
boeken".
De oudste kinderen moesten vaak met de "briefjes", de rekenin
gen dus, langs de deur en niet zelden hoorden ze dan: "nou kind,
kom maar terug als de aardbeien verkocht zijn!" Vooral bij lagere
rekeningen werd er slordig betaald, zo onder de vijf gulden, wat
voor die tijd toch een hoop geld was. Zo'n rekening werd dan per
dubbeltje of kwartje geïnd, de kinderen noemden dat een "kwatje".
Daar moest je dan als kind na schooltijd een paar klompjes voor
verlopen voordat je het geld binnen had.
Op een keer zag dochter Marie dat de man die nog een rekening
moest betalen wèl het petje voor het aannemingsfeest van zijn
zoontje kocht. "Daar hebben jullie wel geld voor hè, en pa betalen
jullie niet". Ze vertelde het niet thuis, want ze wist dat haar vader
deze opmerking nooit goed gevonden zou hebben. Maar wat wil
het geval: op zondagmorgen is er hoogmis en daar komt de
bewuste man aan met het geld. Hij zegt: "Cor, ik kom je effe
betalen". Peperkamp zeer verbaasd: "Op zondag? Nee, dat doen
we niet". De klant legt uit wat er voorgevallen is: "je dochter zei
er gisteren wat van, dat we wel de pet konden betalen maar niet
de rekening". Nou. dat heeft ze wel even moeten horen van haar
vader: dit kon absoluut niet. Dit was zijn eer te na.
Zelf had Peperkamp een betere oplossing gevonden voor dit
pettenprobleem. De zaterdag voor het aannemingsfeest bestelde
hij bij Bervoets in Alkmaar een paar petten op zicht. Op maandag
liet hij ze terugbezorgen met de mededeling dat ze te klein waren,
of te groot, of dat er anderszins iets mis mee was
Zigeuners, zwervers en ander aanloop
De smid had met zijn uitstekende lokatie in de dorpskern van
Castricum erg veel aanloop. Dagelijks werd de smederij bezocht
door marskramers, handelaren in ijzer, vertegenwoordigers, be
delaars, paters die barrevoets liepen, zwervers, dorpsgenoten,
kleine kinderen en zigeuners. Er kwamen dus ook regelmatig
woonwagens langs die door paarden werden getrokken. Soms zag
Cor Peperkamp dat zo'n paard allang beslagen had moeten
worden, maar omdat de eigenaars vaak geen geld hadden, deed hij
het dan gratis. Het staat niet vast of hij dat deed uit liefde voor het
paard, dan wel voor het baasje.
Een verhaal dat zijn sporen wel verdiend heeft en vele malen is
verteld door Castricummers die Cor Peperkamp hebben gekend,
is dat over de bedelaar Kees van Poepies. Het zal niet zijn echte
naam geweest zijn en het is niet duidelijk of hij zijn naam te
danken heeft aan het navolgende.
Kees van Poepies was in die tijd een heel bekende bedelaar, die
periodiek langs de smederij kwam, soms in gezelschap van een
collega-bedelaar, wiens naam onbekend is. Ze hadden zo hun
vaste adressen om wat te halen: eten of wat geld. kleding etc. Nu
was het zo, dat als je vroeger een ijzeren koekepan had (en alles
was van smeedijzer in die tijd), dan werd die wel eens uit
gebakken met paardevijgen, die zoals we inmiddels weten voor
het oprapen lagen (na afloop, en gezien de huidige hygiënische
normen moet dat wel even vermeld worden, werd de koekepan
grondig schoongemaakt met soda). Paardevijgen waren een pro
baat middel tegen het aanbakken van koekepannen gebleken; de
pan zou na behandeling nooit meer aanbakken.
Op een bepaald moment, toen smid Peperkamp bezig was dit
werkje uit te voeren boven het smidsvuur, werd hij bezocht door