I I Afbeelding 3 Cor Peperkamp en zijn vrouw Trijntje Berkhout. ik zet er altijd CP op". Die letters waren inderdaad nergens te vinden. Hij maakte eens een proef-schoffel voor de Noord-Zuidhollandse Tramwegmaatschappij. Hij had daar zo'n succes mee, dat ze later ieder jaar wel twintig stuks bestelde. Wat hij ook veel deed was de messen slijpen van de maaimessen. Driehoekige messen die op een natte slijpsteen werden aange scherpt: een jaarlijks terugkerend karwei. Hij maakte niet alleen gereedschap, maar alles wat gesmeed werd, zoals muurankers, beugels van goten, uithangborden rijk van krullen voorzien, sierhekken (waaronder het hekwerk rond het terrein van het psychiatrisch ziekenhuis Duin Bosch) en het gewone siersmeedwerk. Bekend is dat veel mensen op klompen liepen en die klompen braken nog weieens, vooral als de jongens er mee voetbalden. Peperkamp zaagde dan een gleufje in de klomp, legde de gloei- draad in het gleufje en nagelde hem vast. Tenslotte was de houtlijm nog niet uitgevonden. Veel later kwamen de bandjes, waar haakjes aan vast zaten. Het smeedijzeren kruis met haantje van de Nederlands Her vormde Kerk was een eervolle opdracht aan Cor Peperkamp. Ook deze kunst had hij van zijn vader geleerd, die in Uitgeest in 1886 een nieuw kruis had vervaardigd voor de N.H. Kerk aldaar. Hoe moeilijk dat was, bleek wel uit het feit dat het kruis uit 1886 veel te zwaar was voor "den koningsstijl" en in 1915 door Jan, de andere zoon van de maker en broer van Cor, moest worden vervangen. Ook de hekken rond de Nederlands Hervormde Kerk werden door Peperkamp gesmeed. Gezinsuitbreiding Al snel nadat Catharina (Trijntje) Berkhout en Cor Peperkamp zich in Castricum gevestigd hadden, kondigde de eerste geboorte zich aan: in maart 1907 kwam Anna Cornelia, gevolgd door een tweede dochter Alida Maria in oktober 1908. De zoon die later de smederij over zou nemen, Cornelis Josephus, werd in april 1910 geboren. Daarop volgden nog vier kinderen, waarvan één kind negen maanden na de geboorte (in 1913) is overleden aan een longont steking. Ze heette Maria Catharina. Franciscus Josephus werd geboren in november 1914 en de jongste dochtertjes Maria Catharina en Catharina Maria respectievelijk in december 1916 en in april 1918. Voor de beide zoons was het heel gebruikelijk hun vader bij het werk te helpen, zowel in de smidse (het trekken aan de blaasbalg die steeds met lucht gevuld moest worden), als buiten bij het beslaan van de paarden. Hoefsmid Cor Peperkamp had twee knechts in dienst. Piet Dam en Klaas Wezel (maar ook de boeren hielpen af en toe een handje). Met name de eerste is op veel foto's samen met de smid te zien. Als een paard vier nieuwe hoefijzers kreeg en dus rondom beslagen moest worden, werd het soms in de travalje geplaatst, een houten box bestaande uit latten en balken. De travalje werd gebruikt bij onrustige en lastige paarden, maar ook bij jonge paarden die nog geen kennis hadden gemaakt met het beslaan van hun hoeven. Het paard kon dan geen onverwachte bewegingen maken, want een trap van een paard is niet zo prettig. Als een paard toch onrustig bleef, klemde de smid wel eens een tang op de neus om het paard af te leiden. Zo kon de smid toch rustig zijn werk doen. De travalje stond binnen in de smederij opgesteld, maar de meeste paarden die de smid kenden werden zonder hulp van de travalje buiten beslagen. Dit gaf altijd veel bekijks van dorpsgenoten en kinderen die in de buurt speelden of op weg waren naar school. Het kwam een enkele keer voor dat tien paarden stonden te wachten om beslagen te worden. Zoals elke zelfstandige ondernemer had ook Cor Peperkamp een vaste klantenkring, niet alleen onder de boeren en tuinders, maar vooral onder zijn directe klanten: de paarden zelf. De beesten wenden aan de smid. hij vertroetelde ze vaak en als Cor Peperkamp het niet deed, dan deden zijn dochters het wel. In die tijd, zo na de eeuwwisseling, werd er op menig dubbeltje gekeken en het kon dan ook gebeuren dat de boer met zijn paard naar een andere, goedkopere smederij in het dorp ging. De boeren waren soms wat op de penning en dat merkte Cor Peperkamp natuurlijk ook. Het gebeurde wel eens dat het paard met de boer langs de smederij van Peperkamp kwam terwijl de smid voor zijn smederij stond. Het paard trok dan naar de smederij in de richting van de smid. omdat het wist dat daar wel een suikerklontje te halen viel en een hartelijk woord. Cor Peperkamp keek dan naar de hoeven en zei: "Boer. wat heb je toch een paar slechte hoeven onder dat beest laten zetten, hij loopt heel slecht, je moet hem weer snel laten brengen". En dat deden die boeren dan ook weer, vooral omdat de voorkeur van het paard ook een woordje meesprak. 35

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Jaarboek Oud Castricum | 1992 | | pagina 35