Wie was
Cor Peperkamp
Onder veel Castricummers is de naam Cor Peperkamp legenda
risch, omdat hij als hoefsmid èn als persoonlijkheid in het dorp
Castricum een speciale plaats innam.
De deuren van de smederij, gelegen in het hartje van het dorp.
stonden altijd open. En altijd was de smid erop uit je ertussen te
nemen, de mensen aan het lachen te krijgen of gewoon gezellig in
café De Rustende Jager een borreltje te drinken met andere
bekende Castricummers.
Zijn gave des woords was zo spreekwoordelijk dat hij het tot
officieuze loco-burgemeester bracht. Op vele geboorte-akten
staat zijn handtekening, omdat het vanzelfsprekend was Cor
Peperkamp als getuige uit te nodigen bij de aangifte van een
nieuwe boreling.
Het is nu veertig jaar geleden dat hij overleed, na een periode van
drieënvijftig jaar dat hij als smid de paarden besloeg en de wagens
van nieuwe wielijzers voorzag. Hij nam niet alleen door de
uitoefening van zijn beroep een centrale plaats in. maar vooral
door zijn goedlachse, innemende persoonlijkheid. En zo herinne
ren de meeste mensen zich hem. Een markant mens, Cor
Peperkamp.
Afbeelding 1
Cor Peperkamp zo
als velen hem gekend
hebben.
Uitgeester van geboorte
Cornelis Johannes Peperkamp werd geboren op 1 augustus 1880
op het Bonkenburg te Uitgeest. Hij was de tweede zoon van
Cornelis (Kees) Peperkamp en Anna Clasina Cornelia Stadegaard.
Hun eerste zoon Jan werd geboren op I december 1874 aan de
Hogeweg te Uitgeest. Naast een aantal jong overleden kinderen
behielden zij drie kinderen in leven. Hun jongste kind Maria werd
geboren op 31 december 1883, eveneens aan het Bonkenburg.
Kees Peperkamp kwam van Bergen, alwaar zijn vader Jan
Peperkamp een smederij had tegenover de Ruïnekerk. Begin 1871
kwam hij nog ongehuwd als smid naar Uitgeest en betrok een
smederij aan de Hogeweg in Uitgeest. In 1878 kocht hij de
smederij aan het Bonkenburg, die thans nog steeds als zodanig
dienst doet en beheerd wordt door Jan Peperkamp, een kleinzoon
van de oudste zoon van Kees.
Door zijn wat kroezige haar kreeg Kees Peperkamp de bijnaam
"does", een naam die zijn zoon Cor mee zou nemen naar Castri
cum. Het was duidelijk dat de beide zoons van Kees en Anna het
vak van hun vader zouden leren. Hun dochter Maria zou later
gedurende vele jaren op het Scharloo te Alkmaar een banketbak
kerij leiden.
Vermoedelijk heeft er op het Bonkenburg eeuwenlang een smederij
gestaan; rond de eeuwwisseling werd een vliesdun hoefijzer
gevonden. Een onderzoek aan de Ueidse universiteit wees uit dat
het hoefijzer afkomstig moest zijn uit de zeventiende eeuw. Zoals
het gebruikelijk was werd het vak geleerd van vader op zoon;
kinderen leerden het op een welhaast vanzelfsprekende manier,
niet alleen door af en toe mee te helpen, maar vooral door te
kijken. Zo nam de oudste zoon Jan het bedrijf van zijn vader over
en voerde tientallen jaren het smidswerk uit voor de bevolking
van Uitgeest.
Knecht bij de dorpssmid Klaas Smit
De tweede zoon Cor kwam op 17 juli 1900 als knecht in de leer
bij Klaas Smit. Klaas was grof- en hoefsmid en had een smederij
in de dorpskern van Castricum. Klaas Smit was toen reeds 67 jaar
en al sinds 1862 dorpssmid in Castricum. Uit zijn huwelijk met
Maartje Brakenhoff werden acht kinderen geboren, waaronder
vier zoons. Twee zoons, Simon en Gerrit, werkten bij hun vader
in de smederij.
Als beide zoons op 8 en 10 oktober 1898, nog ongehuwd, aan de
heersende Spaanse griep overlijden op resp. 34- en 27-jarige
leeftijd, staat Klaas er alleen voor; ruim een jaar later komt dus
Cor Peperkamp op twintigjarige leeftijd bij hem werken. In deze
beginjaren in Castricum volgt Cor Peperkamp een opleiding tot
(hoefjsmid aan een technische school in Haarlem; het vakdi
ploma behaalt hij in Utrecht.
In het jaar 1906 vindt Klaas Smit het welletjes, hij is dan 73 jaar;
met zijn vrouw Maartje gaat hij in Haarlem wonen. De smederij
doet hij eind juni van dat jaar over aan Cor Peperkamp, die enkele
maanden eerder op 17 mei 1906 te Uitgeest is gehuwd met
Catharina Maria Rodegonda Berkhout, eveneens geboren te Uit
geest op 14 augustus 1882.
Zij was de dochter van Mattheus Berkhout en Alida Petronella
Tijburg. Mattheus was broodbakker en later bloemkweker; hij
was niet onbemiddeld. Voor hun dochter en schoonzoon kochten
zij de smederij in Castricum, met haar unieke lokatie: pal in het
hart van een lieflijk klein agrarisch dorp met ongeveer 2500
inwoners. Op de plek waar in vroeger tijden de smederij vele jaren