Bij het afscheid van burgemeester Smeets in 1968 is een dienst met
de gezamelijke kerken gehouden in de oude Pancratiuskerk. Met zijn
echtgenote zit hij hier in het midden van de foto.
1947 een ouderling uit de orthodoze groep wordt bevestigd.
Cannegieter kan echter geen genade vinden in de ogen van het
evangelisatiebestuur. Hij verklaart zowel de vrijzinnige als de
orthodoxe leer in zich op te nemen, maar de evangelisatie mist 'de
geloofsbelijdenis in de vorm van de twaalf artikelen' in zijn
predikaties. Georganiseerde gesprekken mislukken door gebrek
aan belangstelling van de vrijzinnigen, die in het algemeen
vertegenwoordigd worden door de oorspronkelijke dorpsbewoners.
Het jeugdwerk trekt ook niet veel belangstelling. Er komt voor
korte tijd toch enige vorm van samenwerking, maar het geschil is
nog allerminst opgelost.
Scheuring in de kerkeraad
In december 1948 zegt Ds. Cannegieter dat hij bij geruchte
vernomen heeft van herleving van de evangelisatie. 'Er is een
groep die de diensten op Duin Bosch of in Beverwijk bijwoont,
of naar de radio luistert'. Een vergadering met de Heren Hessel en
Joor bevestigt dit. 'Zij voelen zich in de eigen kerk niet meer thuis
en wensen contact met predikant en kerk te verbreken. Het gaat
om een tachtigtal personen, die onvrede heeft over de prediking
van Cannegieter, die zij noch vrijzinnig noch orthodox vinden.
Zij vragen om een aantal diensten onder leiding van een ortho
doxe predikant. Cannegieter antwoordt, dat hij tot de oecumeni
sche theologie behoort, die beide richtingen in zich verenigt. Hij
stelt een vergadering met de 80 leden voor, maar Hessel zegt dat
het geen zin heeft. 'Men wil een orthodoxe dominee en afzonder
lijke cathechesatie, zondagschool en clubwerk'. Tegen de uit
drukkelijke wil van Ds. Cannegieter in, gaat de kerkeraad ak
koord. 'Maar moet Jacobs of Joor het orgel dan bespelen De
commissie voor geestelijke kerkvisitatie wordt geraadpleegd, die
zegt, dat inwilliging van het verzoek zou neerkomen op afschei
ding. Het broeit in de kerkeraad. En het komt tot een uitbarsting
als in april 1949 de ouderlingen Van Gulik en De Mol het ambt
neerleggen. Zij doen dit uit onvrede over de gang van zaken in de
kerkeraad. Ook andere leden doen nu hun mond open en zeggen
dat er het een en ander schort aan het overleg tussen predikant en
de raad. President kerkvoogd Pfundt meent dat de dominee niet de
juiste kijk heeft gehad op de mentaliteit van de Castricummer. Ds.
Mudde van Duin en Bosch biedt aan om de 'rechtzinnigen' bij
hem ter kerke te laten gaan.
Afscheiding in de kerk
De evangelisatie vindt dat de predikant zich te veel met haar werk
bemoeit. Hij woont hun avonddiensten bij. Ds. Cannegieter mag
dat van de kerkeraad niet meer. Daarnaast mag de dominee in het
vervolg de predikanten van de evangelisatie niet meer uitzoeken.
De stemming is dermate verziekt, dat er weer een bemiddelaar uit
Heemskerk wordt bijgehaald. Een compromisvoorstel vindt geen
genade bij het evangelisatiebestuur, dat zich in een circulaire tot
haar leden wendt. In juli 1949 bereikt het conflict een dieptepunt
als de evangelisatie besluit alle besprekingen stop te zetten en
zich af te scheiden van de kerk. Kerkvoogd Tiggelaar zegt prompt
zijn vertrouwen in Cannegieter op en vertrekt. De Noodraad voor
Kerk en Evangelisatie wordt te hulp geroepen. Zij vaardigt Ds.
Dijkstra naar Castricum af. Op 12 december 1949 zegt dominee
Cannegieter toe te willen geven aan alle wensen van de evange
lisatie. De kerkeraad zal 'de sprong in het duister maken'. Joor:
'Financieel in het duister, maar geestelijk in het licht'. Er wordt
voor een jaar een hulpprediker benoemd. Voor alle zekerheid
besluit het evangelisatiebestuur om haar eigen gebouw aan te
houden voor het geval die hulp weer wordt ontslagen. Temidden
van alle gekrakeel zijn er nog andere zaken, die de aandacht
vragen. In november 1949 wordt het grote aantallen aanvragen
om steun genoteerd. Zaken over rusthuizen voor huisvrouwen,
het werk van 'De Open Deur', emigratie en het "Protestants
Interkerkelijk Thuisfront' passeren de revue.
Aanhoudende problemen
De beoogde toenadering blijft vooralsnog een vrome wens, want
in april 1950 houdt de evangelisatie weer een avondmaaldienst in
het eigen gebouw. De 'Jonge Kerk' floreert niet, de jongensclub
en de commissie van bijstand voor het jeugdwerk leiden een
kwijnend bestaan. 'Waarom houdt de jeugd zich afzijdig?',
vraagt de dominee zich vertwijfeld af. Ook het kerkkoor laat het
afweten, het is zodanig verzwakt dat hij zich afvraagt hoe het
naderende kerstfeest te vieren. Het koor heft zichzelf in november
1951 op. Maart 1951 verzoekt de Evangelisatie om een afgevaar
digde uit de kerkeraad bij haar Avondmaal op Goede Vrijdag. Een
spreker vreest echter 'dat de dominee niet alle haat en nijd van
harte zou hebben afgelegd, wanneer hij zou uitnodigen tot de tafel
des Heeren te komen
De emotionele bijeenkomst van de kerkeraad met het
evangelisatiebestuur wordt besloten met een dramatische dank
zegging aan God: 'dat hij Christus had laten sterven, beladen met
onze zonden en de bede, of ook deze nederlaag van het niet tot
overeenstemming te zijn gekomen als broeders in Christus, met
hem aan het kruis mee opgedragen mocht zijn
Restauratie van het kerkgebouw
De deprimerende stemming in de Gemeente wordt nog eens
versterkt door de toestand waarin het kerkgebouw zich bevindt.
Het dak lekt en de verwarming is 'voor de naderende winter'
onvoldoende, zodat het gebouw niet meer geschikt is. De archi
tect zegt, dat de restauratie -voor het te laat is- spoedig uitgevoerd
moet worden. Men besluit om daartoe land te verkopen. Biesterbos
is de koper van een stuk land aan de Groenelaan. Er zijn ook
andere ideeen om aan geld voor het restauratiefonds te komen,
zoals de verkoop van bouwstenen. Hugenootkruisen. foto's van
de kerk, voorts het vertonen van films met verloting en een
expositie van kindertekeningen van de zondagschool. Door de
restauratie kan het gebouw enige tijd niet gebruikt worden. Men
stelt voor om de evangelisatiekapel als noodvoorziening te ge
bruiken. 'Of zullen we in de Bioscoop gaan kerken?'
Kerkvoogd Pfundt en notabele With willen hun ambt neerleggen,
als er geschikte opvolgers zijn gevonden. Pfundt wijst nog eens
op de verwijdering tussen voogdij en predikant. De door de