De fondsen der Diaconie staan nog ingeschreven als 'Gerefor
meerde Gemeente te Castricum'. De Synode vindt, nu de
Afgescheidenen en de Dolerenden zich verenigd hebben en de
naam Gereformeerde Kerk hebben aangenomen, het nodig de
benaming te wijzigen in Nederduitsch Hervormde Gemeente te
Castricum.
In maart 1892 is de zaak besproken van de weduwe J. Schoen, die
zo juist haar man verloren heeft en met vier kinderen en zwanger
is achtergebleven. Van verschillende kanten wordt steun aange
boden. Mevrouw Gevers van Endegeest. geb. Deutz van Assendelft,
zegt, als ex-werkgeefster drie gulden wekelijks toe. het algemeen
armbestuur een gulden, terwijl de diaconie ook een gulden geeft
en vrij van huishuur. Zodoende kan zij voorlopig op de oude voet
met haar kinderen voortleven, aldus de verklaring.
De echtgenote van de dominee, mevrouw J.C. Reede-Molster,
schenkt de gemeente een orgel. Zij heeft de gaven daarvoor
grotendeels bij vrienden en bekenden verzameld. Op de eerste
pinksterdag, 21 mei 1893, wordt de zang in de kerk voor het eerst
begeleid door orgelspel. De gemeente wil niet achterblijven en
schenkt veertig nieuwe stoelen door giften van leden. Daar het
Oudejaar op zondag valt en bovendien bij donkere maan, wordt
besloten om de godsdienstige jaarafsluiting naar de morgen te
verschuiven.
Vanwege de slechte financiële toestand van de gemeente wordt
het salaris van voorzanger D. Rozenbroek verlaagd van f 45,—
naar f 25,—. Hij weigert voor dat geld verder te werken. In zijn
plaats wordt G.J. van der Ploeg, die tijdelijk de betrekking van
organist had waargenomen, benoemd. Vanaf 1 januari 1894 zal
Mejuffrouw J. Wever voor een jaarwedde van f 25,— organiste
worden. Maar dat zal niet lang duren, want zij verlaat drie
maanden later de gemeente. Van der Ploeg wordt weer organist,
in de vacature van voorzanger kan voorlopig niet voorzien wor
den. Ook de kosteres, de weduwe van E. Winkelman, neemt
ontslag. Door de kerkvoogden wordt het echtpaar Jacobs-Vasseur
voorgedragen. Reede vindt echter dat de weduwe Schoen in
aanmerking moet komen. Als kerkvoogd J. Koopstra heeft toege
licht waarom het echtpaar de voorkeur heeft, worden zij aangeno
men. Maar de kerkvoogdij keert al enkele maanden om niet
vermelde redenen op dit besluit terug. In mei 1896 wordt de
weduwe Schoen alsnog aangesteld.
Een ongewone plechtigheid
Acht december 1896: 'Heden had in de gemeente een ongewone
plechtigheid plaats. Een vriend van onze leeraar M.M.L. de Man
te Nijmegen, wiens vader protestants, maar moeder rooms katho
liek was, was als RK ingeschreven. Na hun beider overlijden, was
het zijn liefste wens om tot de kerk van zijn vader toe te treden. Om
tal van redenen bestond bij hem bezwaar om dat in Nijmegen te
doen. Reede heeft hem onderricht. Er waren gewichtige bezwaren
om de bevestiging in een openbare godsdienstoefening te doen
plaats hebben. Daarom werd besloten om hem op deze Dinsdag in
de pastorie aan te nemen en te bevestigen. Aanwezigen waren
twee ouderlingen, de diaken, de aanstaande bruid van De Man. de
echtgenote van de predikant en de organist onder wiens begelei
ding werd gezongen. Hoe klein de kring en hoe eenvoudig de
plechtigheid was. toch waren kennelijk allen en niet het minst de
heer De Man onder den indruk van het gewichtig werk, dat werd
verricht'.
Reede vertrekt
Op 19 januari 1898 houdt de predikant een rede ter opwekking van
het aanstaande feest ter herdenking van de Vrede van Munster
gesloten op 30 januari 1648. Hij wenst op de gedenkdag een feest
Een foto uit 1939 ten tijde van de mobilisatie. Het gezin Seulijn
verleende onderdak aan twee vaandrigs van het Nederlandse leger.
Rechts de dominee en aan het hoofd van de tafel mevrouw Seulijn.
van dankbaarheid. Reede wordt herhaaldelijk in andere gemeen
ten beroepen, waarvoor hij steeds bedankt: eerst in Spijkenisse in
de classis van Brielle. vervolgens te Dinther, te Oude Schild op
Texel en te Serooskerke. Als ook Vlijmen hem wil hebben, neemt
hij die beroeping aan. Hij neemt op 14 april 1898 afscheid van zijn
gemeente waarna hem door de kerkeraad op die zondag 'op
vereerende wijze' ontslag wordt verleend.
Het collatierecht wordt vervangen
De kerkeraad spreekt uit, dat in de vacature voorzien moet worden
door 'mannen van vrijzinnigen, maar tevens verdraagzamen
geest'. Met 12 tegen 10 stemmen van de kiesgerechtigden is aldus
besloten. Men zal een advertentie in de kerkelijke bladen laten
opnemen. Maar de gemeente zal door het vertrek van Ds. Reede
enige tijd verstoken blijven van een nieuwe herder. Het steeds
weer terugkerend geschil tussen de Gemeente en de ambachtsheer
over het collatierecht is de oorzaak. Jhr. Mr. Elias. schoonzoon
van de ambachtsheer Schuyt van Castricum, weigert bij herhaling
kandidaten. Tussen 6 mei 1898 en 4 mei 1899 bedanken diverse
kandidaten voor de eer, 'men is beducht voor moeilijkheden
voortspruitende uit het beweerde collatierecht van H.C. Schuyt'.
aldus consulent Ds. Duyven. Uiteindelijk wordt door bemidde
ling van het classicale bestuur een oplossing gevonden. Mr. Elias
doet op 7 augustus 1899 afstand van zijn recht. Hem zullen in het
vervolg twee kandidaten 'ter electie' worden voorgedragen. De
eerstberoepene, Ds. J.P. de Bie, vertrouwt het echter niet en
bedankt alsnog voor de eer. Aan de vacature komt een eind als Ds.
Abraham van Poelgeest zijn beroeping aanneemt.
Dominee Van Poelgeest
Aan het begin van de twintigste eeuw, waarin de maatschappij
drastisch zal veranderen, doet Van Poelgeest zijn intrede. Één van
de eerste noviteiten, waarmee hij te maken krijgt, is een lidmaat
die bij deurwaardersexploit zijn lidmaatschap opzegt. Bij de
eerste persoonlijke kerkvisitatie zegt Ds. J.C. Faassen uit
Bloemendaal dat 'wat het uitwendige betreft alles in orde is, maar
dat de kerkeraad voor het inwendige weinig belangstelling be
toont'. De classis bericht in 1910 over een afscheiding van 'het
krankzinnigengesticht Duin Bosch' met de Hervormde Ge
meente Castricum. De gevraagde schetskaart om de grenzen af te
bakenen kan men de classis niet verstrekken, 'daar we geen
gemeentekaarten hebben'.
De gecombineerde vergadering van kerkeraad en het college van