predikant van de gecombineerde gemeente van Castricum en Heemskerk. Boven het predikantstractement krijgt hij een toe lage van honderd gulden perjaar 'met vrijdom van landsbelastingen tot de viereerste grondslagen'. Van der Laan stelt meteen, dat hij er niets voor voelt om elke zondag 'achternamiddags' naar Heemskerk te reizen om de kinderen daar te catechiseren. Met toestemming van de Heemskerkse kerkeraad wordt de zaak opgelost door het door 'een daartoe geschikt persoon' te laten doen. Na zijn intrede op zondag 5 juli 1846 wordt hij spoedig gecon fronteerd met de wens van Heemskerk om een zelfstandige gemeente te worden met een eigen predikant. De kerkeraad van Castricum gaat accoord mits het tractement van de predikant er niet onder zal lijden. Maar als de classis waarschuwt, dat het gevolg zal kunnen zijn dat Castricum met 150 zielen zonder herder zal komen, komt men schielijk op dit besluit terug. Na herhaalde verzoeken wordt bij Koninklijk Besluit van 23 april 1861 echter toch aan de wens gehoor gegeven en gaan de gemeen ten na zo'n 300 jaar hun eigen weg. Verhuur landerijen Door schenking heeft de diaconie enige stukken land in bezit gekregen, welke jaarlijks bij opbod worden verhuurd. Op 23 oktober 1850 wordt besloten om de landerijen in navolging van de rooms katholieken uitsluitend onder de leden der gemeente te verhuren. Er worden zeven stukken land genoemd: een stuk weiland 'Jan Evertsven' voor de prijs van zestig gulden gehuurd door Jan A. van Soll. Arie de Bie huurt 'de Schapenven', Jan J. de Wilde 'het Spronsland'. Vervolgens een akker zaadland aan de Breeweg ook verhuurt aan Jan J. de Wilde, een akker zaadland op de Hoogevoort aan Johannes F. Rommel en eenzelfde akker bezuiden de Breeweg aan Pieter Schotvanger. Tenslotte wordt vermeld 'een Schulpstet', dat door Jan A. van Soll wordt gehuurd. Viering der diensten Op last van de Synode besluit men de Goede Vrijdag 'meer godsdienstig te vieren'. Op vrijdag 16 april 1854 namen 102 leden deel aan het H. Avondmaal: 'Den dag geheel aan de godsdien stige viering van Jezus dood gewijd, stonden schier alle werk zaamheden stil en getuigen alzoo van algemeene deelneming en belangstelling van de zijde der gemeente In de vergadering van 21 februari 1861 wordt broeder Albert Asjes 'met weemoed herinnert, die in het afgelopen jaar uit ons midden is genomen'. Zijn kleinzoon, ook Albert geheten, laat de kerk zijn bezittingen na. Die eigendommen worden in het 'Albert Asjesfonds' ondergebracht. Nu de predikant nog maar een kerk heeft te bedienen, worden de diensten uitgebreid. Elke zondag een morgendienst en in de 'Wintermaanden van October tot Maart tweemalen per maand bij lichten maan'. Vanwege de hoge kosten van kaarslicht en het salaris van de voorzanger trekt men het besluit na enige maanden weer in. Reden is ook de 'uitgebreidheid' van de gemeente en de vraag of men wel in staat zal zijn om tweemaal per dag ter kerke te gaan. De Avondmaalsvieringen worden nu drie keer per jaar gehouden. Armoede Om op de uitgaven van de diaconie te korten krijgen in 1868 de armlastige weduwen De Wilde en Van Diepen vijftig cent per week minder bedeeld. Burgemeester H. Zaalberg deelt een jaar later mede, dat hij zal stoppen met de ondersteuning van de diaconie-armen uit het Algemeen Armenfonds. De kerkeraad berust erin en beraadt zich hoe het verlies van f 148,20 te compenseren. De armen zijn de dupe: hun ondersteuning van 50 tot 150 cent wordt gestaakt. Op deze wijze wordt f 6,50 per week uitgespaard. Er zal nu wekelijks voor de armen gecollecteerd worden door de leden van de kerkeraad, die met een collectebus door het dorp zullen gaan. De burgemeester uit daarover zijn misnoegen in 'een missive', welke de kerkeraad 'ter notificatie' aanneemt. De eerste collecte is bevredigend, een bedrag van f 7.61 is het resultaat, waarvan f 6,50 direct onder de armen wordt uitgedeeld. In verband met de heersende armoede wordt in 1871 een buitengewone bedeling gehouden, waarvoor vijftig gulden wordt uitgetrokken: daarnaast vindt de gewone bedeling plaats van 44 zakken aardappelen '22 groote en 22 planters'. Een bijzondere foto uit 1940 bij de huwelijksinzegening van het echtpaar Reinier Pletting en Adriana van der Touw op 20 maart. Het was nog niet toegestaan om foto's van huwelijksplechtigheden in de kerk te nemen. Bij hoge uitzondering vanwege de uitzending van de bruidegom naar Duitsland werd van de regel afgeweken. Dominee J.N. Seulijn staat achter de bruid. Twee weeskinderen In 1872 komt de weduwe A. Grapendaal-Beusman te overlijden die twee meisjes, Geertje en Aafje, nalaat. Dominee Van der Laan heeft hierover op 30 mei een onderhoud gehad met de burgemees ter. Het algemeen armbestuur kan niets bijdragen aan het onder houd van de kinderen. Hij is 'desgevorderd' bereid de weesmeisjes in het 'armengesticht der gemeente' op te nemen. De kerkeraad vindt dat zij niet kan toestaan dat de kinderen in het 'gesticht' worden geplaatst, waardoor een protestants kind aan de zorgen van de roomsch katholieken moet worden overgelaten. Op grond 'van de gunstige staat van de diakoniefondsen' wordt besloten om gelden beschikbaar te stellen. Men wil als gemeente de zorg van de wezen op zich nemen. De predikant heeft ondertussen al een onderhoud gehad met F. Beusman. de broer van de weduwe. Hij wil zich -tot de oudste veertien wordt- wel over de wezen ontfermen, mits er een goede vergoeding tegenover staat. Hij krijgt veertig gulden per jaar voor elk kind. Geertje zal als zij veertien wordt de verzorging van Aafje op zich nemen voor zestig gulden. Om geld ter beschikking te stellen voor de aankoop van 'onderkleederen' gaat de kerke raad wel wat ver: 'de Diakonie heeft al zoveel kosten gemaakt gedurende de ziekte van de overledene'. Op 12 februari 1875 stelt de predikant om de diaconiegelden alleen te besteden bij neringdoende "gereformeerde' lidmaten der gemeente. 22

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Jaarboek Oud Castricum | 1992 | | pagina 22