achterstallig tractement aan de predikant te betalen. "De leeden der gemeente doen er alles aan om hunne bijdragen te leveren, maar zij moeten in hun sobere bestaan vele opofferingen getroos ten". De kerkeraad wil het probleem oplossen door het opnemen uit 'byzondere fondsen' en door vrijwillige bijdragen. Het jaar 1807 wordt geopend: 'Op den lsten January is alhier eenen plegtigen aanvang gemaakt met het zingen der liederen uit het Evangelisch Gezangboek, welken door den leeraar dezes ge meente op Zondag den 2 November des voorigen jaar in eene aanspraak op eene bondige prachtige en overredende wijze de Gemeente waren aanbevolen Een kerkvisitatie Op 7 juni 1817 wordt de jaarlijkse kerkvisitatie gehouden: 'Onderzocht zijnde of alle leden des gecombineerden kerkeraads bijeen waren, bleek het dat de broeder Pieter Muijs, diaken te Castricum afwesend was, welke dus in de boete van een gulden verwezen is. De Predikant, buitenstaande, wierden de in het reglement bepaalde vragen gedaan omtrent zijne Eerwaarde. Gezicht op de voorgevel van de pastorie aan de Overtoom. Na het vertrek van Ds. Cannegieter in 1955 is de pastorie niet meer gebruikt en is vervolgens het karakteristieke pand gesloopt. Weder binnen verzocht, bleek dat men niets op zijn Eerwaarde had aan te merken weshalve hij door den Een\\ Praeses met een liefderijke aanspraak en hartelijke zegenbede begroet wierd. Ook de Ouderlingen werden verzocht zich te absenteeren. Gevraagd aan den Predikant bleek, dat broeders Ouderlingen zich alleszins behoorlijk van hunnen pligt kweten. De Heeren verlieten de vergadering, uitgeleid wordende gelijk zij in deszelve waren ontvangen De gemeente is tevreden over dominee Fabritius, zo verklaart men in een rapport aan het classicale bestuur te Haarlem: 'De predikant is onberispelijk in leer en wandel, die op Zon- en Feestdagen de gewone predikatiën en catechismus waarneemt, geregeld het H. Avondmaal bedient en die bediening laat vooraf gaan door eene leerrede ter voorbereiding en laat opvolgen door eene nabetrachting. Hij houdt geregelde catechisatie ter onderwijzing van Ouden en Jongen in den Bijbelsche Geschiede nis en in de geloofs- en zedenleer. Hij maakt zijn werk van het herderlijk bezoeken der Gemeente en byzonder der kranken Dominee Canne Het is vredig in het dorp in 1826: 'ln de Gemeente van Castricum zijn geene Gereformeerden tot den Roomschen Godsdienst en geene Roomsche gezinden tot den hervormden, gelijk ook geene hervormden tot andere Protestantsche gezindheden overgegaan. Wij leven hier met onze Roomsche gezinde mede Christenen in vrede en eensgezindheid', antwoordt men in een brief aan de Classicale Commissie op 1 1 mei. Men heeft overigens tien maanden nodig gehad om dat antwoord te vinden, want de vraag van de Classis dateert van 29 juli 1825. Fabritius. die 31 jaar aan het hoofd van de kerk in Castricum heeft gestaan neemt in de dienst van 30 december 1827 afscheid van zijn gemeente. Hem wordt een pensioen van f 800,— per jaar toegekend. Hij zal enige jaren later nog ter sprake komen. Bij zijn beroeping schrijft Ds. Coert D. Canne. dat hij op zaterdag 9 februari 1828 vanuit Nederhorst den Berg naar Castricum zal reizen 'om de plaatse te bezien'. Het bevalt hem wel. want hij wordt in de dienst van 11 mei 1828 bevestigd. In 1829 wordt het verzoek behandeld van de heren Rendorp en Gevers als commis sarissen van de koning om een stuk land genaamd het Wouterland dat aan de Diaconie behoort te verkopen. Voor een bedrag van twaalfhonderd gulden verwisselt het land van eigenaar. Dat geld is hard nodig voor het onderhoud van het kerkgebouw, dat in een slechte staat verkeerd. De diaconie geeft een bedrag als voorschot aan het noodlijdende kerkefonds. Bovendien worden de gelden uit de collecten tijdens de diensten ook voor het fonds aangewend in plaats van aan de diaconiekas. Tijdens het censura morum op 19 augustus 1832 'worden bezwaren geuit omtrent het levensgedrag van eene zuster F.H. De predikant nam op zich om haar over hare omstandigheden te onderhouden en haar te verzoeken zich van het Avondmaal te onthouden en haar op te wekken tot een gedrag waardig eener belijdenis van het Evangelie van Jezus Christus'. Beroering om Fabritius Op 14 januari 1833 ontstaat enige beroering in de vergadering als de heer Bartholomeus N. Rommel, logementhouder van De Rustende Jager, binnentreedt met ernstige klachten 'over de voormalige leeraar der gemeente E.W. Fabritius, die zich aan houdend schuldig maakt aan grove dronkenschap, welke gewoon lijk vergezeld gaat met de hevigste vervloekingen en godslaste ringen. Ja! somtijds met openbare straatschenderijen en mis verstoring in de huizen, terwijl hij zich niet ontziet eenen vader, wie het ook zij, op de schandelijkste wijze te belasten en te onteeren Rommel stelt zijn beschuldigingen op schrift. De kerkeraad zal Fabritius 'berouw betonen' als hij bij Rommel openlijk spijt betuigt. Dat doet hij. waarop Rommel de klacht intrekt en de kerkeraad ook van verdere actie afziet. In 1842 is er een affaire over het klokkeluiden. Dorpsonderwijzer Cornelis Schut heeft naar de mening van het gemeentebestuur en de 'Roomsche gezinden' de klok te lang geluid, terwijl men al begonnen was met het luiden van de klok voor de 'Roomsche eeredienst'. Het antwoord van Gedeputeerde Staten is onbekend, maar in ieder geval 'naar wensch uitgevallen'. De gemeente krijgt in 1844 een schenking van de overleden Francina Habert. de weduwe van het voormalige lidmaat Dirk Wijnands. Zij woonden in huize Zorgvlied aan de Dorpsstraat, het latere Hermana State. Bij het avondmaal in maart 1844 worden drie nieuwe zilversen schotels, twee bekers en een kan dankbaar in gebruik genomen. Twee jaar later gaat Canne 'Salvo honore' met emeri taat. Hij overlijdt op 19 januari 1847. Heemskerk en Castricum zelfstandige gemeenten De Heer van Castricum. Albertus J. Schuyt, beroept in zijn acte van collatie in 1846 Ds. Pieter A. van der Laan tot de nieuwe

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Jaarboek Oud Castricum | 1992 | | pagina 21