opgevolgd door Judocus van Zoelen, terwijl aan het altaar van St. Anna in de huiskapel van Assumburg als zodanig werd voorge steld Hugo Jansz. Johannes Hieronimus (1537? - 1563/4) Van deze Castricumse pastoor is ons niet veel bekend. Toch moet ook hij een belangrijke ondergeschikte geweest zijn van de adellijke heren. In het jaar 1537 lezen we over aanstelling van een priester in de bediening van het vicariaat in de S. Laurentiuskapel van het kasteel te Heemskerk (Marquette): 'Voorgesteld en aangesteld Heer Adriaan van Egmond, presbiter in het diocees Utrecht het vicariaat waarnemend of liever altijd aanwezig op het altaar van de H. Maagd Catharina in de voorname kapel, gesticht door de Heer van Bergen, heden in bezit van de Heer van Sevenbergen. van de parochiale kerk van het nabij gelegen Heemskerk, (welk vicariaat is) vrijgemaakt door de Heer Dirk van Egmond op plechtige gelofte, gedaan aan de Heer Johannis Hierosolomitani'. In de Rekeningen van de Offtciaal van de Aartsdiaken van het bisdom Utrecht wordt daar nog wel even aan toegevoegd, dat deze benoeming geschiedde, 'ex gratiaet intuitu dni Landcommendato- ris Traj.% zonder toestemming en eerbiediging van de Landscommandeur (van de Johanniters) te Utrecht. Johannes Hieronimus bleef tot zijn dood in 1563/4 pastoor van de parochie van Castricum en werd als zodanig opgevolgd door de ons meer bekende Heer Johannes Petri (36). Reformatie in Holland In het begin van de 16e eeuw, toen de vergroting van de paro chiekerk van Castricum werd voltooid, kwam in heel Europa een enorme culturele, politiek-sociale en kerkelijke omwenteling op gang. In het humanistische klimaat van die tijd ontworstelden de mensen zich aan het oude gezag in leer en leven (44). De kerkhervorming laten we meestal beginnen in 1517, toen Maarten Luther zijn befaamde 95 stellingen bekend maakte. Maar behalve in steden, waar veel Duitsers woonden, Antwerpen en Brugge, bleef zijn invloed in de Nederlanden beperkt. Meer typerend voor ons land zijn de sacramentariërs, een grote en diverse groepering, die de sacramenten van de H. Kerk, en vooral het misoffer, niet meer konden aanvaarden (45). De scheuren, die het monolithische gebouw van de moederkerk opliep door de 'lutherije'. waarmee de ketterij in de gerechtelijke stukken uit die tijd werd aangeduid, zouden niet meer worden geheeld. In vaak geheime samenkomsten van de sacramentariërs gingen rondreizende predikers voor, die een diepe indruk maakten. Veel lagere geestelijken voelden zich tot de 'nieuwe leer' aangetrok ken. Deze stroming was een uitstekende voedingsbodem voor de doperse beweging, die omstreeks 1530 als een storm over Europa raasde. De dopersen. onderling sterk verdeeld, kregen onder de arme, lagere standen een grote aanhang. De meest gematigden onder hen. de Waterlanders, woonden in het Noorderkwartier, hoofdzakelijk in de Zaanstreek en op het Schermereiland, met name in de Rijp. Hevig vervolgd, vonden zij een toevluchtsoord in de afgelegen, drassige veengebieden van de westelijke Zaanoever en het met rietvelden omzoomde Schermereiland. Vanuit deze plaatsen beinvloedden zij de naburige dorpen. Uit geest kende reeds in de 16e eeuw een grote doopsgezinde gemeen te, die de gereformeerden verre overtrof. In Limmen werd in de roerige tijd van omstreeks 1534 gepreekt door de vermaners Jan Pompemaker en Gerrit met den Baard en hield ene Aeffgen Listincx, dochter uit een rijke Amsterdamse familie, huissamen komsten. In het midden van de 16e eeuw kwam in de Nederlanden een reformatorische stroming op met een milde signatuur, waarin naast veel gewone priesters vooral de humanistische rectoren van de latijnse scholen een rol speelden. Dan dringt al gauw het calvinisme hier door en komt een radikale geest over de vervolgde en gemartelde protestanten. In die jaren werden de gereformeerde belijdenisgeschriften geformuleerd en kwam een organisatie van de groeiende 'kerk onder het kruis' tot stand. De onvermijdelijke botsing kwam in 1566. Een verbond van edelen bood de landvoogdes nog een smeekschrift aan, waarin op verzachting van de plakkaten werd aangedrongen. Op 14 juli hield de Alkmaarse mandemaker Jan Arentsz. de eerste hagepreek in de noordelijke Nederlanden in de buurt van Hoorn. En dan op 10 augustus begint in Vlaanderen de beeldenstorm, die zich als een lopend vuur verspreidde over het land. Bedoeld om de kerken voor de protestantse eredienst in te richten, maar snel verlopend in plundering en vernielingen, kwam het tot volksopstand, die zich richtte tegen de sociale wantoestanden, werkeloosheid, armoede en honger van de massa. Pastoor Johannes Pietersz. In de langs de duinrand gelegen arme, feodale ambachten Castri cum en Heemskerk vinden we van dit alles niets terug. Men moet aannemen, dat met uitzondering van enkele protestant geworden adellijke heren en hun directe omgeving en sommige geestelijken de nieuwe 'religie' weinig of niet tot de plaatselijke bevolking was doorgedrongen. De nieuwe pastoor van Castricum, Johannes Pietersz, in 1563 aangesteld als opvolger van Johannes Yeronimus, bleek ook de 'nieuwe leer' te zijn toegedaan. Jan Pietersz. was de zoon van de koster uit Heemskerk. Scholtens noemt hem 'de zoon van de dorpskoster' (uit Castricum). Wij moeten echter niet denken aan een soort kerkelijke conciërge, maar aan het ambt van koster, dat evenals het pastoorsambt, als inkomstenbron van bezittingen werd vergeven door en aan welgestelde personen. Dat de vader toch uit het kostersambt werd ontzet wegens de afwijkende opvattingen van de zoon, moet worden geweten aan het feit. dat kerkelijk Heemskerk onder de St. Jansheren van Haarlem viel. Pastoor Jan Pietersz. had onder zijn, weinig talrijk, gehoor twee edelen, Frederik en Albrecht van Egmond van Merestein. In het jaar 1567 moesten alle pastoors aan de agenten van de hertog van Alva verslag doen van het gedrag van hun parochianen. De pastoor van Heemskerk haastte zich te verklaren, dat jhr. Frits van Egmond. wonende op Merestein, geen goed christen was 'tot grote schandale van diversche simpele lieden', en er ook toe gekomen was 'gedurende den turbulenten tijd te frequenteren de predicatie van eenen Heer Jan Petri, pastoor van Castricum, wezende sectaris en apostaat'. Zijn broer Albrecht had, aldus de pastoor wel altijd op Meerestein gewoond, maar was nu verdwe nen zonder dat de pastoor wist waarheen (42,43). Het slot Merestein te Heemskerk werd vermoedelijk gebouwd rond het jaar 1300 door Floris van Egmond. de stamvader van de tak Van Egmond van Merestein. Een van zijn nazaten Jan van Egmond liet bij zijn overlijden in 1546 drie kinderen na, Frederik, Albrecht en Anna. Hun moeder, Amelia van Grombach. trouwde opnieuw met jhr. Raes van Vernou, die ook voogd over haar kinderen werd. In een uiterst tendentieus stukje geschiedschrijving vermeldt Scholtens (41), dat deze kinderen de nieuwe leer waren toege daan. en bezorgd over hun toekomst in 1560 losrenten en brieven overdroegen aan hun stiefvader. In werkelijkheid beheerde deze als voogd de inkomsten van zijn stiefkinderen om hen een 14

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Jaarboek Oud Castricum | 1992 | | pagina 14