van de hofkapel bedacht met een dubbele toelage, terwijl ook de
pastoor en de kapelaans van de parochiekerk, het klooster en de
zusterhuizen te Den Haag een zeker bedrag ontvingen;
'Item noch soe is syn uuterste dat die pastoer van heemskerck
hebben sall twee pont groot vlaems ende syn cappellanen een
halve pont groot vlaems ende die coster aldaer een rynsche gulden
elsx voer eens'.
Met geen woord wordt gerept van Castricum, waar Willem Jansz.
van Assendelft toen pastoor was. Dit is begrijpelijk, omdat de
kerk van Heemskerk behoorde aan de Sint Jansheren te Haarlem,
terwijl de kapel op Assumburg en ook de parochiekerk van
Castricum een eigen kerk in leen was.
De vader van Willem Jansz. van Assendelft
Uit het voorgaande kan worden geconcludeerd dat de pastoor
Willem Jansz. van Assendelft een zoon van Jan (VI) moet zijn
geweest. Dat hij verwant was aan de Haarlemse of de Heems-
kerkse tak van de Van Assendelfts is uit de analyse van de in het
Register op de Parochiën (36) genoemde geestelijken met die
naam duidelijk gebleken. Dit wordt bevestigd door het aan het
medaillon gehangen wapen op zijn grafzerk. In de beide takken is
in en rond de generatie, waartoe de vader van Willem Jansz.
behoorde, geen andere Johannes te vinden dan Jan (VI), broer van
Gerrit, de stamhouder van het Heemskerkse geslacht.
Het is bovendien hoogst onwaarschijnlijk dat. waar de kerk van
Castricum leenbezit was van Gerrit (VI). een ver familielid uit de
Haarlemse tak in Castricum als pastoor zou zijn aangesteld. De
geestelijken van die tak vindt men vooral in Haarlem en omge
ving. Het feit dat Willem Jansz. niet wordt bedacht in het
testament van Claas (VII) geeft aan, dat hij tot de eigen familie
behoorde en dus een zoon geweest moet zijn van Jan VI.
De reden van de voorafgaande, nogal uitvoerige, uiteenzetting is
het feit dat van Jan (VI) geen huwelijk bekend is en aangenomen
wordt, dat hij nimmer getrouwd is geweest. Jan van Assendelft
was van 1462 of 1469 tot 1476 Raad en Rentmeester van Noordhol
land (Rijnland). In 1470 werd hij oppergasthuismeester van het
Sint Nicolaasgasthuis in Den Haag.
Dat Jan (VI) niet wettig getrouwd was, weerhield hem er niet van
nakroost te verwekken. Een bastaarddochter. Christina, bezat een
huis in Charlois, dat later weer aan de familie verviel en bezit
werd van Claas (IX). Christina moet dus een (half)zuster van
Willem Jansz. geweest zijn (40).
Jan (VI) van Assendelft hield gewoonlijk verblijf op het Huis te
Heemskerk (Marquette), dat hij in 1467 officieel huurde voor de
tijd van 10 jaar van Meyne van Heemskerk, de weduwe van
Gijsbert van Vianen, waarvoor zijn broer Gerrit borg stond.
Meyne van Heemskerck had, na het overlijden van haar man
omstreeks 1458, Marquette verlaten en zich te Noordeloos geves
tigd.
De verhuur van het slot aan Jan van Assendelft geschiedde onder
het beding, dat zij enkele weken per jaar mocht beschikken over
een aantal kamers, de keuken en de paardestal. In de huur waren
begrepen de voorburcht en 'die grote koernscuijr bij die voerste
poert en alle die boomgaerden'. Op de huurder rustte de verplich
ting het huis 'dackdicht' te houden (42).
Het Huis te Heemskerk, nu Marquette, moet dus het vaderlijk huis
van Willem Jansz. zijn geweest, waar hij zelf vermoedelijk zijn
jeugd - in 1467 was hij ongeveer 13 jaar oud - heeft doorgebracht.
Het is heel goed mogelijk dat hij, toen hij in 1479 pastoor van
Castricum werd, op Marquette is blijven wonen en nooit de
pastorie in Castricum heeft betrokken. Dit geldt overigens ook
voor zijn opvolger Sebastiaan Willemsz Schouten. Eerst na diens
Afbeelding 12
Het wapen van de Heren van Assendelft, gekwartileerd, l en IV in
rood een zilveren slappend paard (stamwapen van Assendelft), II en
III in rood een zilveren kruis, in elk kanton drie zilveren merletten,
2 en I, (het stamwapen van Van Haerlem). Oudtst bekende vorm
dateert van 1429, gevoerd door de zonen van Gerrit van Assendelft
en Stevina van Haerlem.
vertrek werd in 1536 de sterk vervallen pastorie weer hersteld.
De veronderstelling, dat op zijn grafsteen een schild met de
Heemskerkse leeuw voorkomt, is daarom niet zo vreemd. Willem
Jansz. kan dit als substituut wapen hebben gebruikt in plaats van
het familiewapen met een bastaardkenmerk.
De opvolgers van Willem Jansz.
Sebastiaan Willems Schouten (1516 - 1536?)
In de plaats van Willem Jansz. werd in 1516/7 aangesteld
Sebastiaan Willems Schouten. Van hem is bekend dat hij uit 'de
Papenlijke proeve van Castricum 1 hoed garst' ontving (de
inkomsten van de pastoor in natura, ongeveer 15 mud), ter waarde
van 12 Car. gld. van 40 groten Vlaams, die hij overdroeg aan de
ambachtsheer Gerrit (VIII) van Assendelft, waarvoor hij enkele
stukken land in Heemskerk terugkreeg.
Sebastiaan Willems Schouten werd in 1540 verbonden aan het
dubbel-vicariaat S. Crucis en S. Johannis Evangelista in de St.
Laurenskerk van Alkmaar, 'sed contemplatione Dni de Assendelft
Rev. Dns Praepositus fecit personaliter sibi gratiam et remisit
omnes leges'.(doch in aanmerking nemende, dat zijn meerdere,
de heer van Assendelft, hem deze gunst verleent en de legis zal
betalen).
In Castricum was inmiddels, in het jaar 1537 als onderpastoor of
plaatsvervanger ene Joannus Gagwijn werkzaam (20). Vermoede
lijk was Sebastiaan Willems Schouten toen reeds vervangen door
Mr. Johannes Hieronimus en werd de pastorie hersteld ten be
hoeve van de vice-cureit of onderpastoor.
Sebastiaan Willems Schouten moet gedurende lange tijd ook
huiskapelaan op het slot Assumburg geweest zijn. Hij overleed in
1567 en werd in zijn bediening van het vicariaat te Alkmaar
13