voorbehoud een 'gewone' naar rechts gewende klimmende leeuw menen waar te nemen. Deze oude priesterzerk, op een zeer centrale plaats in de kerk gelegen, stelt ons voor de volgende vragen: Voor welke pastoor heeft dit priestergraf het eerst gediend'?; wat is de betekenis van het aangehangen wapenschild en welke symboliek schuilt er in de waaiende wimpel? Op grond de ouderdom van de steen, eerste helft 16e eeuw, en van de naam en de genoemde attributen kan worden vastgesteld, dat hier werd begraven pastoor Willem Jansz. van Assendelft. Willem Jansz. van Assendelft (1479-1516/7) Op 20 november 1479 werd aangesteld 'Magister Wilhelmi filii Johannis de Assendelf ad eccl. de Castricum, vac. per mortem Dontini Gerardi de Liesvelt filii Gerardi' (36). Willem Jansz. van Assendelft was bij de Informacie van 1494. pastoor van Castricum, 'oudt 40 jaer'. Bij de hierna gehouden Informatie in het jaar 1514 wordt de naam van de pastoor niet genoemd, maar uit het volgende blijkt dat Willem Jansz. toen nog pastoor van Castricum was. Er waren in dat jaar 258 commu nicanten. In 1516/17 werd vervolgens aangesteld 'Domini Sebas- tiani Wilhelmi ad par. eccl. de Castricum, vac. per obitum quondam Domini Wilhelmi Johannis' (36). Hieruit valt af te leiden dat Willem Jansz. geboren werd in 1453/ 54 en bij zijn aanstelling als pastoor van Castricum 25 of 26 jaar oud was, voor die tijd de normale leeftijd. Hij stierf dus in 1516/ 17, tussen 62 en 64 jaar oud en werd begraven in zijn parochie kerk. Als we mogen aannemen, dat het nieuwe gotische koor inmiddels gereed was, is dit in overeenstemming met het vermoe den. dat eerst het nieuwe priesterkoor werd gebouwd en daarna de verhoging van het dak en het westtravee tot stand kwam. Tevens wordt de betekenis van de attributen op de zerk ons nu meer duidelijk: de woorden in het hart ter weerzijden van de miskelk: 'Disce Mori'. te vertalen als 'Spreekt (nog) na de dood', of 'Hij spreekt ondanks de dood', kunnen duiden op de activitei ten van de kerkbouw, tijdens het pastoorschap van Willem Jansz. De wimpel als teken van triomf past ook goed in dit beeld, terwijl uit het wapen de adellijke afkomst van Willem Jansz van Assendelft blijkt. Wanneer het juist is dat we te maken hebben met een ongedeeld veld, beladen met een leeuw, dan zal dit de 'Heemskerkse leeuw' zijn en niet het wapen van de ambachts heer. De Heren Van Assendelft De ontdekking van de priesterzerk van pastoor Willem Jansz. van Assendelft roept nog meer vragen op. Welke verwantschap be stond er met het adellijke geslacht Van Assendelft (37), dat omstreeks 1500 in het bezit kwam van de ambachtsheerlijkheden Castricum en Heemskerk? En welke positie namen zij in ten opzichte van de parochiekerk van Castricum en het collatie- recht van pastorie, kosterij en scholasterij? Om deze vragen te kunnen beantwoorden was het noodzakelijk zich te verdiepen in de middeleeuwse generaties van de Van Assendelfts en hun rol in het publieke en kerkelijke leven. Om niet te verdwalen in het doolhof van namen en data is achter de persoonsnaam tussen haakjes met een romeins cijfer de generatie aangegeven, waartoe de betrokkene behoorde. Nagegaan moest worden of de geestelijken met de naam Van Assendelft verwant zijn aan dit adellijke geslacht. Hoewel de kans hierop klein is, zouden ze gewoon afkomstig kunnen zijn geweest uit het dorp Assendelft of van een hoeve van een adellijke naamgenoot. Het intreden in de geestelijke stand was geen garantie dat deze familieleden geen nageslacht zouden krijgen. Sommigen, eens aangewezen of geprest om geestelijke te worden, traden uit met of zonder toestemming van het kerkelijk gezag. Dit kon zijn om hun aardse, door erfenis verkregen, goederen te kunnen gaan besturen. Maar anderen bleven, gaven hun bezit aan de armen of transporteerden hun erfgoed op hun naaste familieleden (40). Bovendien waren de heren Van Assendelft nog al 'scheutig' in het verwekken van 'natuurlijke' kinderen bij andere vrouwen dan hun wettige echtgenotes. Deze bastaarden moeten dan echter weer worden onderscheiden in hen, die met consent van de graaf of de landvoogd werden gewettigd en degenen, die de ge slachtsnaam en het wapen van moederszijde voerden. Weer anderen namen eenvoudigweg de naam en het wapen van hun vader over, zonder een teken van bastaardij terwijl geen sprake was van een 'wettige' verwantschap. Ongewenste bastaarden werden nog wel eens voorbestemd om geestelijke te worden. Onder de namen van reguliere en saeculiere geestelijken, die voorkomen in de Rekeningen van de officiaal van de aartsdiaken van de Dom te Utrecht (36) treffen we een groot aantal leden aan van de onderling verwante Kennemer adellijke families. Deze landadel begaf al of niet rechtmatig namens de graaf pastoraten en vicariaten in de kerken en kapellen in hun gebieden. En als een niet te versmaden bron van inkomsten meestal aan familieleden of gunstelingen. Onder hen zijn velen met de naam Van Assen delft. Zij zijn praktisch allen terug te voeren op twee takken, die zijn voortgekomen uit Gerrit (IV) en Stevina van Haerlem (38). De hoofdlijn, die wordt voortgezet in Dirk (V) en Christina van Cralingen, noemen we de Heemskerkse tak. Daarnaast is er een 'zijtak', voortkomende uit Willem (V) en Anna van Vennip, die ter onderscheiding de Haarlemse tak wordt genoemd. Het ligt voor de hand een connectie te zoeken tussen de pastoor van Castricum Willem Jansz van Assendelft (1454-1517) en de 16e eeuwse ambachtsheren van Castricum en Heemskerk, de vrijheren van Assendelft. Toch is deze niet zo vanzelfsprekend. De beide ambachtsheerlijkheden, die eerst in leen aan het ge slacht van Haerlem waren gegeven, vervielen bij gebrek aan mannelijke nakomelingen in 1321 aan de grafelijkheid. Graaf Willem III verkocht in 1327 'onse huys tot Heemskerck met land, molen en erven' en de ambachten Castricum en Heemskerk aan de zeer vermogende en invloedrijke Jan van Polanen. Deze lenen bleven zes generaties lang in de familie, inmiddels van Polanen van der Lecke. Wij zijn dan bij Adriaan van Polanen van der Lecke, ambachtsheer van 1472 - 1482. In deze tijd werd Willem Jansz. van Assendelft benoemd tot pastoor van Castricum. Intussen waren de families Van Polanen en Van Assendelft aan elkaar vermaagschapt door een huwelijk van Adriaan van Polanen van der Lecke met Catharina (VII), zuster van Nicolaas van Assendelft, achterkleinkinderen van Gerrit (IV) en Stevina van Haerlem (40). Adriaan overleed na een kort huwelijk in 1482, kinderloos. Hij liet zijn goederen na aan zijn zuster Gillisje. En Gillisje liet uit haar huwelijk met Floris van Kijfhoek een schat rijke erfdochter na, Alijd, geboren 1470, die de bezittingen van haar vader erfde. Bovendien gaf haar moeder, toen ze hertrouwde, ook haar eigen goederen over aan haar dochter. Om de familiebelangen veilig te stellen was Alijd bestemd voor Jan van Assendelft, broer van Catharina (VII) en van Claas (VII). Jan (VII), geboren omstreeks 1450, kastelein van Schoonhoven en rentmeester van West-Friesland werd in 1476 bij contract verloofd met de zesjarige Alijd van Kijfhoek. Hij overleed echter nog bij het leven van zijn vader Gerrit (VI) in 1480 en voordat hij in het huwelijk had kunnen treden. Zijn bezittingen gingen over op zijn broer Claas, inclusief verlovingscontract en bruid. 10

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Jaarboek Oud Castricum | 1992 | | pagina 10