het grote gevaar: "dat afvoer van verwerkt water en andere vloeistoffen van genoemde gasfabriek afkomstig, kan opleveren voor de vischstand, uit slooten en vaarten, drinkend vee enz.". Graag wil het polderbestuur een bepaling in de concessie dat afvoer van schadelijke vloeistoffen in polderwater ten strengste wordt verboden. De Raad besluit de voorwaarden voor een concessie aan de heer Van Leeuwen op een aantal punten te wijzigen, om met name naast zijn aanbod om de straatlantaarns gratis te leveren ook het kosteloos verstrekken van het gas voor de straatverlichting te eisen, alsmede om bij overname het buizennet tegen sloopwaarde over te nemen. Voor de Heer Van Leeuwen is vooral de eerste eis een onmogelijke voorwaarde: "dit is nog nooit te voren vernomen, een dergelijk voorstel is nog nooit door een gemeenteraad gedaan". In de brief van 22 mei 1909 schrijft hij tenslotte aan de Raad dat hij zijn concessie met genoegen intrekt: "omdat met een Raad, die de concessie aanvraag niet begrijpt, toch elke wetenschappelijke samenwerking onmogelijk zou zijn geweest". Nieuwe onderhandelingen Het blijft niet lang stil rond de gasfabriek. Al drie weken later, op 14 juni, komt er een brief van de koopman Teunis Cornelis Bakker uit Den Helder, waarin hij schrijft dat hij had vernomen dat Castricum een gasfabriek wenst en vraagt of de Burgemeester (Johannes Mooij) de onderhandelingen hierom trent zou willen openen. Hierop wordt positief gereageerd en de heer Bakker wordt gevraagd aan te tonen dat de fabriek kan be staan. Daartoe vraagt hij aan de ingezeten van Castricum een verklaring te ondertekenen, waarmee deze ingezetene zich verbindt bij de oprichting van een gasfabriek verbruiker te zijn van naar keuze lichtgas en/of kookgas. In zijn aansporing de verklaring te ondertekenen zegt Bakker: "Natuurlijk is het nodig, dat er vele gebruikers komen, omdat ik dan bij het indienen der concessie en plannen de levensvatbaarheid der fabriek te eer kan bewijzen. Zeer hoop ik dat de burgerij zal toonen, dat het inderdaad een gasfabriek wil, door zich in groot getal te verbinden gasverbruiker te worden. Over het nut, de zindelijkheid, het genot enz. van het gebruik van gas voor verlichting en koken behoef ik zeker niet uit te weiden, daar ik vertrouw dat men daarmede reeds voldoende bekend is. ook dat gas niet duurder is dan petroleum. Alleen dit: Te Egmond, Krommenie, De Rijp, Schagen en meer gemeenten, even groot ongeveer als Castricum, bestaan gasfabrieken en de voortdu rende uitbreiding van het gasdebiet aldaar bewijst wel hoe ingezetenen daar prijs op stellen en dat zoo'n fabriek in een bepaalde behoefte voorziet. Waarom zou dan Castricum dan achterblijven? Ingezetenen, toont dat ge dit niet wenscht en treedt in grooten getale toe. Op 28 september 1909 komt er van de Heer Bakker een officieel verzoek aan de Raad om hem concessie te verlenen voor de oprichting en exploitatie van een steenkolengasfabriek volgens de voorwaarden, die bij B en W waren ingediend. Bakker werd daarbij geholpen door zijn vriend A.C. Lafeber, direkteur van het gemeentelijk waterleidingbedrijf in Den Helder. Plaatselijk initiatief voor de levering van acetyleenlicht Ook een eigen inwoner laat zich niet onbetuigd; op 11 november van dat jaar doet Cornelis Stolk een aanbieding tot de aanleg van acetyleenlicht voor straatverlichting en hij is bereid om een dergelijk licht als proef bij zijn werkplaats te plaatsen voor rekening van de gemeente. Nelis Stolk woont aan de Duinkant, had eerder een meelmaalderij en verzorgde samen met Piet van Duijn de radiodistributie in onze gemeente. De Raad besluit het aanbod voor kennisgeving aan te nemen en eerst het voorstel van de heer Bakker voor een concessie van een gasfabriek tot een einde te brengen. Uiteindelijk wordt de toepassing van acetyleengas afgewezen, omdat het niet voor andere doeleinden dan verlichting geschikt is. Ook bij de heer Bakker komt de gemeenteraad met dezelfde onmogelijke voorwaarden als eerder bij de heer Van Leeuwen. In de raadsvergadering van 30 maart 1910 wordt vermeld dat de heer Bakker niet wil ingaan op deze voorwaarden. Ook wordt nu een verzoek voorgelezen van het plaatselijke comité (de vereeniging van belanghebbenden tot het verkrijgen van beter licht in de gemeente Castricum) dat het gemeentebestuur verzoekt: "het daarheen te leiden dat zo spoedig mogelijk de Gemeente van gas was voorzien en het beste zou zijn dat te betrekken uit Beverwijk". Daarop wordt besloten om met de burgemeester van Beverwijk een onderhoud te hebben over de gasaangelegen- heid met het gevolg dat er een kostenbegroting van de verbinding met Castricum wordt gemaakt door de direkteur van de gasfabriek te Beverwijk uitkomende op ca. 80.000 gulden. Dit wordt door de Raad als veel te kostbaar beschouwd. Een andere poging wordt ondernomen in juni 1910 door de Maatschappij tot Bouw en Exploitatie van Gemeentebedrijven die met een voorstel komt om een lichtgasfabriek te bouwen; de Raad voelt hier echter niet zo veel voor, doch is niet ongenegen om met de Maatschappij tot een overeenkomst te komen als het in te stellen onderzoek zou aanwijzen dat een steenkolengas fabriek haalbaar is. Aanstelling lantaarnopstekers Dan blijft het bijna twee jaar stil rond de steenkolengasfabriek. Het dagelijkse leven in Castricum gaat ongestoord verder; in dec. 1910 worden opnieuw drie lantaarnopstekers aangesteld: voor Bakkum (3 lantaarns), Oosterbuurt (2) en de dorpskom tegen een loon van 5 gulden per (olie)lantaarn per jaar. Lute wordt aangesteld voor de leiding en het toezicht. Kennelijk gaat een en ander niet naar wens, want op 11 september 1912 wordt als enige lantaarnopsteker Jacobus Lute aangewezen voor een loon van 210 gulden per jaar; hij heeft tot taak de lantaarns te ontsteken en te laten branden tot 12 uur 's nachts of tot de laat ste trein en verder de uitvoering van alle voorkomende reparaties en het schoonmaken. Ook is er een verzoek geweest van de 'Commissie van Bestuur over het Provinciaal Geneeskundig Gesticht voor Krankzinni gen Duinenbosch' om enige lantaarns te plaatsen langs de stationsweg t.w. het gedeelte tussen het station en de overweg naar het gesticht. Als antwoord doet B en W het voorstel om de electrische verlichting van Duinenbosch door te trekken tot aan het station voor rekening van de gemeente: "tenzij zulks te kostbaar mocht zijn: wij vermoeden dat op vier punten over den bedoelden afstand electrisch licht voldoende zou zijn". Verder is er door de Raad besloten om een kleine acetyleen- gasinstallatie te bouwen uitsluitend voor de verlichting van het in aanbouw zijnde raadhuis met de onderwijzerswoning. Nieuwe voorstellen voor de gasfabriek De heer Bakker uit Den Helder heeft intussen niet stil gezeten: samen met zijn plaatsgenoot de aannemer en bouwkundige Jan Spruit heeft hij nieuwe voorwaarden opgesteld voor een concessie voor een steenkolengasfabriek te Castricum. Op 12 september 1912 heeft hij een zeer uitvoerig rapport ingediend met daarin opgenomen een gedetailleerd fabrieksontwerp, een beschrijving van de installaties en een begroting. 5

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Jaarboek Oud Castricum | 1991 | | pagina 5