2. WAT AAN DE BOUW VAN DE GASFABRIEK VOORAF GING Uit steenkool gestookt gas voor verlichting Het was onze landgenoot Jan Pieter Minckelers, hoogleraar te Leuven, in 1784 gelukt gas te bereiden uit steenkolen. Dit gas werd gebruikt voor het vullen van luchtballons en was door Minckelers ontdekt, terwijl hij zocht naar een stof, die lichter was dan lucht. Een jaar later verlichtte hij zijn collegezaal door middel van uit steenkool verkregen "brandbare lucht". Dit leidde aanvankelijk niet tot toepassing op grotere schaal. Dat gebeurde wel in Engeland: in 1813 werd te Londen de eerste openbare gasverlichting ingevoerd. In Nederland werden de eerste gasfabrieken in 1826 gebouwd in Amsterdam en Rotterdam, in 1834 gevolgd door Haarlem en daarna door andere steden waaronder Alkmaar in 1853. Het duurde nog vele tientallen jaren voordat de wat kleinere plaat sen door de bouw van een gasfabriek of door aansluiting op de nabijgelegen steden van gas voor straat- en huisverlichting waren voorzien. In onze regio zien we gasfabrieken verrijzen in Krommenie (1862), De Rijp (1866), Egmond aan Zee (1908), Noord Scharwoude (1909) en in Warmenhuizen (1912). In Castricum wordt door de Gemeenteraad op 6 augustus 1913 het besluit genomen tot de bouw van een gasfabriek. De komst van het Provinciaal ziekenhuis Duinenbosch in 1909 heeft een enorme impuls aan de kleine Castricumse gemeen schap van ca. 2500 inwoners gegeven om allerlei zaken wat groter te gaan aanpakken; zo ondergaat de dorpskom in 1911 een ware gedaanteverandering door de bouw van een nieuw raadhuis, het nieuwe hotel 'De Rustende Jager' in plaats van de oorspronkelijke kleine herberg, een grote nieuwe Rooms Katholieke Kerk en dan tenslotte in 1913 de bouw van een gasfabriek. Straatverlichting Voor het gemeentebestuur van Castricum is straatverlichting een kostbaar probleem; meerdere lantaarnopstekers zijn in gemeentelijke dienst voor het ontsteken, bijvullen, doven en onderhoud van de olielantaarns. De eerste straatlantaarns in Castricum zijn geplaatst in 1868 kort na de aanleg van de spoorlijn. Twee jaar daarvoor wordt er een verzoek van de veldwachter voor de plaatsing van enige lantaarns in de gemeenteraad behandeld: "dat met de vele vreemdelingen en die over en weder de herbergen in de kom der gemeente bezoeken, het bij donker weder des avonds moeijelijk eene behoorlijke surveillance op ongeregeldheden uit te oefenen". Voorlopig wordt dit verzoek aangehouden vanwege de kosten, waarin in de begroting niet is voorzien. In 1868 ontstaat er de nodige opschudding wegens het ontbreken van straatverlichting langs de toegangsweg naar het station. De direktie van de Spoorwegen en vervolgens de Minister van Binnenlandse Zaken eisen onderhoud van de toegangsweg en het aanbrengen van verlichting op kosten van de gemeente. In haar vergadering van 8 april 1868 verklaart de meerderheid van de gemeenteraad zich tegen de aanschaf van de verlichting, omdat de kosten voor de gemeente zeer bezwaarlijk zijn. Opnieuw moeten de Commissaris van de Koning en de Minister er aan te pas komen om het raadsbesluit te vernietigen en op 19 aug. 1868 valt het raadsbesluit om de toegangsweg naar het station (Burg. Mooijstraat) "te begrinden en te verlichten". Het zal nog tot in november duren, voordat er 6 lantaarnpalen zijn geplaatst vanaf het station tot aan de R.K. kerk. Hiermee heeft ook Castricum voor het eerst straatverlichting (zie hierover uitvoerig het 5e jaarboekje: Wie was Hermanus Zaalberg). In 1905 heeft het gemeentebestuur reeds een verzoek gericht aan GS om de electrische centrale van het geplande Provinciaal krankzinnigengesticht Duinenbosch beschikbaar te stellen voor de straatverlichting van de gemeente; op dit verzoek wordt pas in 1908 afwijzend beschikt. In 1907 is er een voorstel van de heer Goes door de gemeenteraad aangenomen om een proef te nemen met een nieuw soort lantaarn, die wordt verlicht door acetyleen (carbid). Sportrust. PltfJto ca Uitg. I'. Jonker, Alkmaar. Afbeelding 2 Een 'olie' straatlantaarn op de hoek van de Dorpsstraat en de Kramersweg (Burg. Mooijstraat De eerste aanvraag voor een gasfabriek Een eerste mogelijkheid voor een gasfabriek wordt gevormd door een schrijven van 7 augustus 1908 door de firma Carl Franke uit Bremen, die een aanbeveling doet voor de bouw en de installatie van een steenkolengasfabriek inclusief direkteurs- woning, buizennet, lantaarns en huisaansluitingen met gasmeters met een verwijzing naar opdrachten in Waddinxveen en Groenlo. De exploitatie is dan minimaal voor de eerste vijf jaar aan deze firma verpacht. Enkele maanden later is er ook van de heer Jacobus Cornelis van L-eeuwen uit Hilversum een schrijven aan de gemeenteraad, waarin hij concessie vraagt voor de bouw en de exploitatie van een gasfabriek: "dat naar hij met bescheidenheid vermeent met het oog op den vooruitgang en de uitbreiding der gemeente Castricum eene gasfabriek aldaar alleszins reden van bestaan zou hebben". Het gemeentebestuur besluit in contact te treden met de heer Van I-eeuwen en in de vergadering van 23 dec. 1908 besluit de Raad de conceptvoorwaarden aan te houden tot nader overweging en onderzoek en een maand later wordt vervolgens besloten deskundigen te raadplegen. Veel voorstanders van een gasfabriek In de maanden die volgen komt het gemeentebestuur tot de conclusie dat het toch wenselijk zal zijn om een gasfabriek te bouwen, mogelijk mede door aansporing van een aantal in hoog aanzien staande inwoners, die in comité bijeen zijn geweest en de voorstellen van de heer Van Leeuwen hebben besproken, waarna zij in een schrijven van 25 januari 1909 een dringend verzoek doen aan de gemeente: "het gedane aanbod in zeer ernstige overweging te willen nemen wijl zij ondergetekenden overtuigd zijn dat de bloei en 't belang der Gemeente ten zeerste met deze concessieaanvrage zijn verbonden". Het bestuur van de Castricummerpolder is wat terughouden der; in het schrijven van 16 maart daaraanvolgend wijst het op 4

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Jaarboek Oud Castricum | 1991 | | pagina 4