investeringen benodigd om de verouderde installatiedelen te vervangen en om de oven- en gashoudercapaciteit uit te breiden. Vanwege de slechte financiële basis wordt dit niet meer als realistisch gezien. In maart 1942 worden door de heren Turkstra (wethouder voor de bedrijven) en Faber (de nieuwe bedrijfsleider) oriënterende gesprekken gevoerd met Hoog ovens en het gasbedrijf te Beverwijk voor de levering van hoogovengas aan Castricum. P" Afbeelding 24 Aan de achterkant van de fabriek de in 1933 gebouwde hal voor de schuinkamerovens. De gemeente Castricum wil beslist niet zijn gasbedrijf en distributie overdragen aan de gemeente Beverwijk, maar wil zijn produktiebedrijf ombouwen tot een distributiebedrijf, dat het gas als grootverbruiker inkoopt rechtstreeks van Hoogovens of van het gasbedrijf van Beverwijk of van Alkmaar. Inmiddels heeft Castricum vanaf 30 juni 1942 een nieuwe (NSB) burgemeester: W.J. Masdorp; deze stort zich met volle energie op het probleem van het gasbedrijf. Masdorp vindt het onverantwoord met dit gasbedrijf met zijn bijna op instorten staande ovens de komende winter in te gaan. Hij is er een sterk voorstander van om als distributiebedrijf verder te gaan en niet bij een gestaag uitbreidend Castricum het bedrijf te verkopen en de zelfstandigheid te verliezen. Afbeelding 25 De opslag van koten en/of cokes achter de fabriek. 20 Het gasbedrijf Alkmaar wil gas leveren. Dit is echter duur o.a. vanwege de gasleiding die vanaf de grens van de gemeente Heiloo (8,5 km) moet worden aangelegd. Hoogovens wil om technische redenen alleen via het gasbedrijf Beverwijk leveren; de laatste wil echter het Castricumse bedrijf overnemen en de distributie net als in Beverwijk, Heemskerk en Uitgeest zelf behartigen; ze wil zelfs geen offerte uitbrengen voor de gaslevering 'en gros'. Het conflict met Beverwijk loopt hoog op. Op 17 juli 1942 wordt door Masdorp advies en bemiddeling gevraagd aan de Commissaris van de provincie, doch die neemt nog geen standpunt in. Ook wethouder Turkstra wil zich niet door Beverwijk op de kop laten zitten en overweegt om naar Utrecht te gaan en 'het Hoofdkwartier der Beweging' (NSB) erbij te halen. De mening heerst dat Beverwijk onaanvaardbare voorstellen doet en het Castricumse bedrijf wil naasten. Dit terwijl Castricum door materiaalschaarste steeds meer in een dwangpositie komt. Van Hoeve die slechts door de krant van de ontwikkelingen op de hoogte blijft, laat op 3 aug. 1942 via zijn advocaten weten, dat de capaciteit van de gasfabriek nog steeds voldoende is en er geen grote investeringen noodzakelijk zijn. Hij is bereid om na vernietiging van zijn ontslagbesluit een ongestoorde gasvoorziening te garanderen en meent blijkens lange ervaring in staat te zijn 10 a 15 mille op de exploitatiekosten te besparen. Zijn advocaten vragen tevens medewerking om het rechtsherstel van Van Hoeve te bespoedigen. Masdorp heeft dit ter kennisgeving aangenomen en besluit gegeven de opstelling van Beverwijk om dan toch maar de onderhandelingen te openen met het gasbedrijf van Alkmaar voor gaslevering aan Castricum. Ondertussen wordt de Vakgroep Gasbedrijven ingeschakeld om in het conflict met Beverwijk te bemiddelen. Op 25 aug. daaraanvolgend heeft Masdorp op het kantoor van dit instituut in Den Haag besprekingen, eerst zonder en daarna in aanwezigheid van de burgemeester van Beverwijk en de directeur van de gasfabriek uit die plaats, doch beide partijen blijven bij hun eerder ingenomen standpunt. De onderhandelingen met Alkmaar verlopen zeer voorspoedig en binnen enkele dagen is er een contract, waarbij Alkmaar de persleiding van Heiloo naar Castricum bekostigt en aan Castricum voor een aanvaardbaar tarief gas wil leveren. Masdorp tekent op 28 augustus dit contract dat een looptijd heeft van 40 jaar en waarmee Castricum een minimale afname van 1 miljoen m3 gas per jaar garandeert; ook verstrekt Masdorp opdrachten tot aanschaffing van de benodigde apparatuur en tot de vergroting van de le gashouder van 600 tot 1100 m\ totaal uitmakende een kostenpost van 37.200,-. Op dezelfde dag maakt Masdorp dit verstrekkende besluit aan de Castricumse bevolking bekend en liggen de stukken op de secretarie ter inzage. Masdorp heeft daarbij niet gerekend op de Commissaris der Provincie; deze laat reeds op 29 augustus per expresbrief weten dat Castricum deel moet uitmaken van een gasvoorziening die zich uitstrekt over de gemeenten Beverwijk, Heemskerk, Uitgeest en Limmen en vindt dat de voorstellen der gemeente Beverwijk aanvaardbaar zijn; hij zal geen goedkeuring verlenen aan de gemeenschappelijke regeling met Alkmaar. Masdorp heeft geen keus; hij moet zijn genomen besluiten terug draaien. Uiteindelijk wordt op 1 november 1942 met de gemeente Beverwijk het overnemingscontract gesloten, waarbij boven de boekwaarde nog een bedrag van 45.000,- aan de gemeente Castricum wordt betaald om het verschil tussen werkelijke waarde en boekwaarde te overbruggen. Met ingang van dezelfde datum komt ook het personeel in dienst van het gasbedrijf Beverwijk. De bedrijfsleider Faber werkt vanaf 1 febr. 1943 als adjunct-directeur bij de gasfabriek in Zaandam.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Jaarboek Oud Castricum | 1991 | | pagina 20