aanleiding om te twijfelen aan de levensvatbaarheid van het bedrijf, iets wat door Van Hoeve als een persoonlijke aantijging wordt gezien. Er ontstaat een conflict over de bevoegdheden van burge meester en directeur; de laatste vindt dat hij het beheer heeft van de gasfabriek; de burgemeester vindt echter dat B en W het beheer hebben en de directeur de dagelijkse leiding. Om dit beheer door B en W mogelijk te maken, moeten zij volledig op de hoogte zijn van de gang van zaken en is de directeur verplicht alle verlangde inlichtingen te verstrekken. Het conflict loopt zo hoog op dat Van Hoeve zijn grieven tegen de burgemeester op papier zet en naar de raadsleden stuurt. Hierin verzoekt Van Hoeve een Eereraad in te stellen, die uitspraak moet doen over het door hem gevoerde beheer op administra tief, technisch, commercieel en financieel gebied. Afbeelding 23 De steenkolen werden per wagon aangevoerd (rechts). Mes op de keel De burgemeester wil een onafhankelijk accountantsonderzoek namens het college. Om hun standpunt te bepalen nodigen de wethouders De Vries en Spaansen als leden van de gascommissie de heer Elfers uit; deze is accountant van het Verificatiebureau van de Vereniging van Nederlandsche Gemeenten en zijn bureau voert voor een aantal gemeentelijke gasbedrijven, waaronder die van Castricum, jaarlijkse controles uit. De heer Elfers is bij dit onderhoud zeer lovend over de kwaliteiten van Van Hoeve. Voor de kosten van dit onderzoek geeft de burgemeester op 16 okt. 1940 via de gemeentesecretaris aan de directeur opdracht tot het maken van een supplementaire begroting. Om 18.00 uur van dezelfde dag krijgt Van Hoeve bezoek van de burgemeester met Duitse militairen, waarop hem de opdracht is gegeven de begroting vöör negen uur 's morgens in te dienen; zo niet, dan zou Van Hoeve naar Duitsland worden gebracht. Van Hoeve heeft de begroting op tijd ingediend. In de gemeenteraadsvergadering op 18 okt. 1940 trekt de burgemeester fel van leer tegen Van Hoeve. Hij eist oneervol ontslag wegens de gang van zaken op de gasfabriek en de onbehoorlijke wijze, waarop hij iedere kritiek heeft weten te smoren: "Met deze man is niet te werken". Ook uitte de burgemeester tal van klachten over het functioneren van Van Hoeve als hoofd van de Luchtbeschermingsdienst op grond waarvan hij Van Hoeve op 9 mei 1940 (daags voor de bezetting van ons land) uit die functie heeft ontheven. De gemeenteraad verwerpt met meerderheid van stemmen (2 stemmen voor, 7 tegen) het voorstel van de burgemeester om Van Hoeve oneervol ontslag te verlenen. Burgemeester Sloet acht het gasbedrijf niet in staat in de naaste toekomst voor een ongestoorde gasproduktie te zorgen, tenzij er hoge investeringen voor de vernieuwing van de installatie worden verricht. Op 20 sept. 1941 voert hij besprekingen met burgemeester Scholtens van Beverwijk over de gaslevering aan Castricum. Sloet streeft naar een gemeenschappelijke regeling, waarin Beverwijk voor een periode van 30 jaar concessie krijgt tot levering van gas in Castricum en waarbij beide voor de helft delen in de jaarlijks behaalde winsten of verliezen op de exploitatie. Beverwijk denkt uitsluitend aan overneming van het Castricumse gasbedrijf per 1 jan. 1942. Daartoe wordt in de weken volgende op de bespreking door Beverwijk een uitvoerig overnemingscontract opgesteld. Na het door de oorlogsomstandigheden buiten werking stellen van de gemeenteraden is op 11 nov. 1941 door Sloet met onmiddellijke ingang J. van Hoeve oneervol ontslag verleend als directeur-administrateur van de gasfabriek. Jac van Hoeve gaat hiertegen op 14 nov. 1941 in beroep bij het Ambtenarengerecht. Inmiddels is A.D. Faber door Sloet aange steld als bedrijfsleider van de gasfabriek. Enkele dagen later op 15 nov. 1941 wordt nog over het beheer van het Gemeentelijk Gasbedrijf door de directeur J. van Hoeve een rapport uitgebracht door de heren A. de Wit, P. Schotsman en Ir. M. van der Horst, direkteuren van de gasfabrieken resp. te Velsen, Egmond aan Zee en Amsterdam en handelende in opdracht van de commissie uit de Vereeniging van Gasfabrikanten in Nederland. De opdracht was naar aanleiding van de verschillen van inzicht in de gehanteerde afschrijvingspercentages. Ook dit rapport komt tot de conclusie dat er geen enkele aanleiding is om in Castricum de percentages te verhogen. Verder maakt het rapport gewag van de grote activiteit en de uitstekende technische en commerciële leiding van de directeur. Op 4 dec. 1941 wordt burgemeester Sloet benoemd tot burgemeester van 's Hertogenbosch; als plaatsvervangend burgemeester wordt ene Rijk de Vries aangesteld. Sloet blijft de affaire Van Hoeve vanuit zijn nieuwe woonplaats nauwlettend volgen en laat deze door zijn plaatsvervanger behartigen door hem doorlopend aan te geven hoe te handelen in de verschillende kwesties. Sloet liet daartoe verschillende stukken uit het archief van de gasfabriek naar Den Bosch sturen. Direct na zijn aanstelling heeft Rijk de Vries, een vriend en partijgenoot van Sloet en verre van objectief, een vluchtige controle in het gasbedrijf uitgevoerd. Hij komt tot de conclusie dat van wanbeheer sprake is geweest en dat het geheel de indruk heeft van een failliete boedel. Hangende het beroep bij het ambtenarengerecht wordt Van Hoeve geschorst. Hem wordt gelast vöör 31 dec. 1941 de door hem bewoonde dienstwoning te ontruimen. Tijdens het gerechtelijk vooronderzoek worden allerlei ver dachtmakingen jegens Van Hoeve geuit; zo zou er o.a. een openlijke vijandigheid zijn geweest van hoofdambtenaren o.a. van de Heer Van Hoeve tegen de vroegere burgemeester Lommen. Daarop verklaart mevr. de wed. Lommen-Maury:" dat de heer J. van Hoeve steeds door burgemeester Lommen is beoordeeld als een zeer kundig, rechtschapen en zeer bezadigd man en als aangenaam mensch". Overname gasbedrijf op 1 nov. 1942 door gemeente Beverwijk Het voortbestaan van de gasfabriek als zelfstandige produktie- eenheid wordt met de dag onzekerder. Om ook in de toekomst te kunnen voldoen aan de toenemende vraag, zijn grote 19

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Jaarboek Oud Castricum | 1991 | | pagina 19