geen gelijke tred met de gasprodukie; de toename is slechts een factor 9. In het begin wordt de ammoniak verkocht aan de Centrale Ammoniakfabrieken in Weesperkarspel. Door hoge transportkosten is dit niet meer rendabel en vindt het ammoniak zijn weg in het riool en het oppervlaktewater of wordt gratis geleverd aan de Castricumse landbouwers. De geproduceerde koolteer kan in vaten regelmatig afzet vinden bij de Nedteer te Diemen. Bedrijfsuitbreidingen Met de stijging van de gasproduktie moet ook het bedrijf worden uitgebreid. Bij de start van de fabriek is het terrein nog slechts 1959 m2 groot; in de loop der jaren is het vergroot tot 5029 m2. De belangrijkste terreinuitbreidingen zijn: in 1928 met 950 m2 voor de bouw van een grote kolenloods van steen ter vervanging van de kleine houten loods; in 1932 met 410 m2 voor de bouw van een tweede gas houder; in 1938 met 1700 m2 voor de opslag van cokes. Investeringen De belangrijkste investeringen voor het gasbedrijf betreffen de ovens, de uitbreiding van het buizennet en de bouw in 1932 van een tweede gashouder met een inhoud van 1500 m3, waardoor de opslagcapaciteit van de fabriek wordt verhoogd van 600 naar 2100 m3 gas. Door de hoge tot zeer hoge temperaturen moeten de ovens regelmatig worden gerepareerd of vernieuwd; ook eist de stijging van de gasproduktie een uitbreiding van de ovencapaciteit. Zo wordt ter vervanging van een oude oven en ter vergroting van de capaciteit zowel in 1922 als in 1925 een nieuwe oven met 6 retorten gebouwd. In 1934 wordt een zogeheten schuinkameroven in bedrijf gesteld; de twee retort ovens blijven dan in reserve. De schuinkameroven is een nieuw ontwikkeld oventype met een hoge gasproduktie. Aanvankelijk bestaat de oven uit vier kamers, later zijn er nog twee kamers bijgebouwd. Een kamer is 30 cm breed, 9 meter hoog en ca. 5 meter lang; in elke kamer kan 1200 kg kolen worden geladen. De zeer smalle kamers worden door het 'ondervuur' aan weerszijden verhit, hierdoor wordt een hoge gasproduktie bereikt van 3300 m3 per dag met vier kamers. Al spoedig is er ook behoefte om bij de gasfabriek een toonkamer in te richten. In 1924 was reeds de winkel van J. Boon tevens ingericht als toonkamer van gasartikelen, zoals gascomforen, kachels en fornuizen; deze artikelen blijven het eigendom van de gemeente. Toch is dit niet ideaal en in 1925 valt het besluit om een direkteurswoning bij te bouwen en de reeds bestaande woning in te richten voor kantoor, archief en toonkamer van de gasfabriek; het bestaande kantoor wordt dan werkplaats. In 1936 wordt de toonkamer nog eens flink uitgebreid. Het spreekt vanzelf dat in de loop der jaren ook de apparatuur in de meterkamer (koeler, ammoniakwasser, zuiverkisten etc.) wordt vervangen en uitgebreid. Nieuwe installaties die in de beginjaren nog niet beschikbaar waren, zijn: een gasmotor, die loopt op het eigengemaakte gas en gebruikt wordt voor de aandrijving van verschillende werktuigen in tijden dat er veel gas beschikbaar is (gashouder vol); is dit niet het geval dan worden electromotoren ingeschakeld. een stoomketel, die wordt gestookt met cokes en die stoom produceert voor verwarmingsdoeleinden om o.a. de teer te kunnen rondpompen. machines voor het vullen van de ovens met kolen (laadschop met kiepinrichting), voor het transport van kolen van de spoorwagons (die opgesteld staan op een zijspoor langs de spoorlijn) naar de kolenopslag en voor het transport van cokes van de ovens naar de opslag (een kabel- hellingbaan met trolley, aangedreven door een electrische lier). 4. HET PERSONEEL EN HUN WERK Het gasbedrijf van alledag Om een idee te geven van de dagelijkse gang van zaken op de gasfabriek heb ik informatie ingewonnen bij enkele ex- medewerkers, waaronder Niek de Graaf, die vele jaren tot aan de sluiting werkzaam was op het kantoor van de gasfabriek. Het vaste personeel van de gasfabriek bestond uit een directeur, twee mensen op kantoor, drie fitters (allen in dagdienst) en dan nog vier stokers in ploegendienst. Het merendeel van de werkzaamheden op het terrein van de gasfabriek werd verricht in de stokerij, de fitterij en op het kantoor; daarnaast waren buiten de fabriek vooral de werkers aan het leidingnet en de meteropnemer werkzaam. De stokerij Of u nu 's ochtends vroeg, 's avonds laat, overdag of 's nachts, door de weeks of op zon- en feestdagen het terrein van de gasfabriek zou betreden, er zou altijd tenminste één man aanwezig zijn: de stoker. Een gasfabriek is namelijk een continu bedrijf waar dag-in-dag-uit gas wordt geproduceerd, zodat de verbruiker nooit verstoken is van gas. Onafgebroken gaslevering was dan ook de dwingende taakstelling van het bedrijf. Als door bepaalde oorzaken de gasdruk in het leidingnet één enkele seconde zou wegvallen en daardoor de gastoestellen in de woningen zouden doven, dan zouden de gevolgen ernstig kunnen zijn. In feite is hiervoor uiteraard de directeur verantwoordelijk, maar in de praktijk was het de stoker, die in zijn eentje bij nacht en ontij deze verantwoording moest dragen. Wat hield het werk van de stoker in? Allereerst het stoken van het ondervuur met cokes voor het op temperatuur brengen en houden van de kamerovens; dan het met kolen vullen van de zes kamers: dit moest afhankelijk van de soort kolen en de gasbehoefte elke 6 a 8 uur gebeuren. Voordat de kamers werden gevuld, moest vooraf in de hitte en de rook van de geopende zijdeur de gloeiende cokesmassa worden losgestoken, afgevoerd en geblust, waarna de cokes via de cokesbreker naar het opslagterrein werd getransporteerd. De stoker was ook verantwoordelijk voor de kwaliteit van het geproduceerde gas, waartoe regelmatig toezicht op en registratie van de meetwaarden van de daarvoor bestemde toestellen en apparaten werd verwacht. 12

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Jaarboek Oud Castricum | 1991 | | pagina 12