III
llll
llll
llll llll 1 llïïl
1111
llll
llll
IÏÏ!
2
3
4 2
3
4
resten aangetroffen. Aangenomen werd dat het hier bewoning
betrof uit de Ijzertijd, en wel van enkele eeuwen vóór onze jaar
telling. Wat de datering betreft lijkt de verlandingstheorie en de
waargenomen bewoning niet geheel met elkaar in overeenstem
ming te zijn. Het is mogelijk dat de verlanding hier al eerder tot
stand is gekomen. Ook het gebied als de Goudtuinen moet spoe
dig na verlanding voor bewoning in gebruik genomen zijn. In to
taal werd 85 kg bewoningsafval verzameld. Opmerkelijk daarbij
is, dat bijna 71% van het materiaal bestaat uit vondsten daterend
uit de vóór Romeinse Ijzertijd en de Romeinse tijd. De rest is
Middeleeuws en jonger keramisch afval. Tussen het vóór Ro
meinse materiaal bevindt zich een type versierd aardewerk, dat
vele overeenkomsten vertoont met vondsten elders. Het materi
aal werd in Zuid-Holland aangetroffen en is ook bekend van op
gravingen in Krommenie en Assendelft. Het toont aan, dat dit
aardewerk in een groot verspreidingsgebied voorkomt.
Wat de Castricumse vondsten betreft, zullen we ons maar hou
den aan de verlandingstheorie van Zagwijn en veronderstellen
dat de vroegste bewoning van de Goudtuinen tussen 200 en 100
vóór Christus een aanvang nam.
Afbeelding 16
Potscherven met meervoudige golf- en zigzaglijnen en streep-
bundels.
Romeins import-aardewerk biedt nogal eens de mogelijkheid de
bewoningsgeschiedenis van een inheemse nederzettting te kun
nen dateren. Op de Goudtuinen is enig Romeins importwaar ge
vonden. De gevonden hoeveelheid was echter gering. Het Ko
ninklijke Penningkabinet te 's Gravenhage, determineerde een
munt als een dupondius uit de tijd van Keizer Vespasianus
(69-79 na Christus). Het vermoeden bestaat dat aan het eind van
de le of begin van de 2e eeuw na Christus de bewoning, hier ter
plekke, beëindigd werd en een nieuw woongebied rond de hui
dige Cieweg in gebruik werd genomen. Het type inheemse aar
dewerk met de aldaar gevonden resten Romeinse importwaar
ondersteunen deze veronderstelling. Na enkele eeuwen, onge
veer in de 4e eeuw, moet ook het gebied rond de Cieweg als
woongebied verlaten zijn.
Na een langdurige onderbreking moet sinds de Vroege Midde
leeuwen de Goudtuinen doorlopend bewoond zijn geweest. Het
verzamelde Middeleeuwse archeologisch materiaal is gelijk aan
de vondsten elders langs de Heemstederweg. Ook hier dus
scherven van vroege en late kogelpotten en in veel geringere
mate scherven van importwaar; zoals Badorf, Pingsdorf en Paff-
rath.
Aan de hand van de vroegere kogelpotscherven en de Badorfer
importwaar, mogen we veronderstellen dat deze plek omstreeks
de 9e eeuw weer bewoond werd. Een bijzondere vondst (1979)
uit de Vroege Middeleeuwen is een bronzen schijffibula met in
geschreven Andreaskruis (waarin centraal een cirkel), een vul
ling van rood email en een gegoten naaldhouder. De naald ont
breekt. De diameter van de fibula is 1.8cm (zie afbeelding 18).
Vergelijkbare exemplaren zijn bekend uit Domburg op Walche
ren (1976) en Limmen (1983).
De grijze kogelpotscherven vormen tesamen met enige
Pingsdorf- en Paffrathscherven aanwijzingen dat de bewoning
tot in de 10e t/m 13e eeuw ter plekke heeft voortgeduurd.
Scherven van steenwerk (op de draaischijf vervaardigd en hard
gebakken) vertegenwoordigen de bewoning vanaf de 13e t/m
16e eeuw. Tot het vondstenmateriaal behoort ook een Friese
munt uit de 17e eeuw. Het jaartal is niet meer volledig te lezen.
Een andere munt is van de Verenigde Oostindische Compagnie
met het jaartal 1790. Een wasknijperveertje en enig ander re
cent afval brengt ons terug in de 20e eeuw. En nog steeds wordt
er op de Goudtuinen gewoond.
Afbeelding 18
Een schijffibula met een vulling van rood email en ingeschreven
Andreaskruis, daterend uit de Vroege Middeleeuwen.
Afbeelding 17
Een verzwaringssteen en een klein kommetje, gevonden op de
Goudtuinen en daterend van rond de jaartelling.