Rommel hield enorm van de kontakten met andere dorpsgeno ten. Als hij van een lange reis in den vreemde terugkeerde in Castricum kwam hij graag in de dorpscafé's om er al zijn oude kennissen weer te begroeten. Hij leefde mee met het wel en wee van de tuinders en had kon takten met veel dorpsgenoten. Zo was dokter Leenaers een vriend van hem en ofschoon hij onkerkelijk was ging hij graag om met pastoor Engering. Veel kontakt had Rommel ook met de direkteur van de Castricummer Courant de heer Winkler, door zijn vrienden „Barbertje" genoemd. Hierdoor zijn er in de krant ook wel artikelen verschenen over de zeereizen van kapi tein Rommel. Helaas is er voorzover ons bekend geen enkele bewaard gebleven. Met Piet Schotvanger, eigenaar van De Harmonie ging hij vaak op jacht. Bij jachtpartijen in de duinen, trok hij op met zijn grote vriend Sillevis een bekende uit zijn Marine loopbaan, vlieger bij de marine-luchtvaartdienst en later gezagvoerder van de KLM. (afb. 5) Afbeelding 5 Albert Rommel als marine-officier met zijn vriend Leendert „Boon" Sillevis, met wie hij menig vliegtochtje maakte. Sillevis werd later piloot bij de KLM. o.a. voor de lijn naar het toenma lige Ned. Indië. Wim Kuijs en zoon Jan Rommel gingen wel mee als drijvers. De beloning daarvoor bestond uit f 3,- en twee konijnen. Behalve een jager was Rommel ook een liefhebber van sport- schieten. Met Rijksveldwachter Koelewijn deed hij aan kleidui- venschieten, waarbij hij menige prijs in de wacht sleepte. Door zijn kontakten met de marine-luchtvaartdienst, mocht Rommel een enkele maal meevliegen. Als men dan vanuit Den Helder over Castricum vloog, ging de vlieger zo laag, dat ieder een hen uitbundig kon toewuiven. Uiteraard zwaaide de kapi tein vrolijk terug. Huize Toba Het huisje aan de Dorpsstraat werd met drie kinderen wat aan de krappe kant. In de loop van 1925 vertrok het gezin naar een nieuwe woning aan de Stationsweg. Dit huis staat er nu nog steeds. Het is het eerste pand naast de voormalige burge meesterswoning en maakt deel uit van vier gelijke villa's die ge bouwd werden door aannemer Gerard Kabel, in opdracht van bakker Gerrit F Res. De huizen kregen allemaal namen die op een "a" eindigden. Het waren Flora, Jacoba, Eduarda en Solana. Toen Rommel in 1929 kapitein werd, werd Solana omgedoopt in Toba, de naam van het stoomschip waarop hij toen voer.(afb. 6) Hij was met z'n 40 jaar de jongste stuurman die kapitein werd. De kinderen Rommel konden via de aan elkaar grenzende tui nen het huis van hun oma en „opa" die oom Jan werd genoemd bereiken. In de loop der jaren groeiden Albert Rommel en zijn vrouw uit- elkaar. De verhouding werd steeds slechter en op 24 december 1931 vertrok Anna Doeksen met haar kinderen naar Amster dam. De dienstbode Lena Schotvanger ging mee. Huize Toba werd verkocht en Albert verkoos het huis van zijn moeder, de villa Sonnevanck weer als zijn domicilie. Op 15 juni 1932 overleed daar zijn stiefvader en werd zijn moeder dus voor de tweede keer weduwe. Scheepsjournalen Albert Rommel heeft bij de Rotterdamsche Lloyd een snelle car rière gemaakt. Hij heeft uitsluitend gevaren op vrachtschepen, die echter ook akkommodatie hadden voor tien tot twintig pas sagiers, Van 1919 tot 1929 voer Rommel als le stuurman achter eenvolgens op de stoomschepen „Marken", Rindjani", „Willis", Buitenzorg", „Blitar" en „Palembang". Van verschillende reizen zijn nog journalen bewaard gebleven. Een scheepsjournaal, dat altijd door de le stuurman bijgehou den moest worden, bestaat uit een deel waarin verslag wordt ge daan van hetgeen in de havens passeerde en een ander deel waarin de zeereis wordt beschreven. In het journaal van de „Buitenzorg" lezen we dat de echtgenote van kapitein Flack en mevrouw Rommel het begin van een lan ge reis naar Batavia en vervolgens New York meemaakten. Rommel noteerde op 9 augustus 1924 te Antwerpen: „Mevrouw Flack en mevrouw Rommel monsterden af". Voor het lossen van de lading van de „Buitenzorg" in de havens in Indië kwamen koelies aan boord. Aan mankracht geen ge brek: op 17 en 18 december waren het er resp. 96 en 125! In Singapore moesten ijzeren pijpen worden gelost. Dat leverde problemen op, omdat de beschikbare prauwen voor de 12 meter lange pijpen te kort bleken te zijn. Gewacht moest worden op de komst van een grotere prauw. Toch wel erg primitief in onze ogen. In Batavia kwamen op 20 oktober 1924 emigranten voor Para maribo aan boord. Op de „Buitenzorg" werd ruimte gemaakt voor 489 volwassenen, 24 kinderen en 9 zuigelingen. De reis ging over de Zuid-Indische en Zuid-Atlantische oceaan. Op 8 november overleed een van de kinderen. Na ruim vijf we ken varen kwam het schip op 27 november 1924 in Paramaribo aan. Stuurman Rommel beschreef op 15 mei 1926 de afvaart van de „Blitar": „Bij vertrek van Rotterdam was het s.s. „Blitar" hecht, dicht en sterk, de lading volgens zeemansgebruik gestuwd, lui- Afbeelding 6 Het eerste schip waarop Rommel gezagvoerder werd was het stoomschip Toba (collectie Scheepvaartmuseum). 25

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Jaarboek Oud Castricum | 1989 | | pagina 25