overeenkomst tusschen de eigenaars en de respectieve bestu ren, hetzij uitdrukkelijk, hetzij stilzwijgend daargesteld. - Dat echter het Gemeentebestuur van Castricum voor zich wel de voordeelen wil genieten, maar niet de lasten dragen, de we gen enz. openlijk of onderhands verpacht, maar de slooten ge heel ten laste van de eigenaars laat". Admiraal kan deze onbillijkheid moeilijk verdragen en heeft dan ook geweigerd het werk uit te voeren aan de andere helft van de sloot, die grenst aan een rijk begroeide binnenweg, eigendom van de gemeente en door haar wordt verpacht. Door deze wei gering heeft hij een bekeuring gekregen en is vervolgens door de kantonrechter van betaling vrijgesteld, omdat het polder bestuur niet bevoegd was om straffen te stellen. Ondanks deze vrijstelling verzoekt Admiraal in zijn schrijven een herziening van het reglement en wel zodanig dat ook de grondeigendom men der gemeente, zowel wegen als landerijen met dezelfde lasten als die van particulieren worden bezwaard. De Gedeputeerde Staten erkennen in een schrijven aan het ge meentebestuur dat de redenering van de heer Admiraal haar al leszins gegrond voorkomt; zij wil echter afwachten tot de wet het aan polderbesturen toestaat om straffen te bepalen om daar na een scheiding tussen polderbelangen en gemeentebelangen door te voeren. In de tussentijd acht zij het raadzaam dat de ge meente voor het opmaken van de sloot aan haar zijde zelf de nodige zorg draagt. Het gemeentebestuur gaat hier tegen in. Zij stelt dat het betref fende artikel van het reglement al sinds 1756 bestaat en destijds door de ambachtsheer van Castricum is bekrachtigd, dat in alle polders in de omtrek als algemene regel geldt, dat gebruikers van land, dat grenst aan wegen, verplicht zijn ook de overzijde te heinen. Verder zijn er binnen de gemeente slechts twee we gen, die door de verpachting winstgevend zijn. Aan een van de ze wegen is het land van de heer Admiraal gelegen (de Zanddijk). Kennelijk heeft uiteindelijk de heer Admiraal aan het kortste eind getrokken, want in de verordening op het voeren der schouwen uit 1857 lezen we dat alle wateringen, die langs dij ken, wegen of paden lopen door de schouwplichtigen van de te genoverliggende landen moeten worden opgemaakt. een periode van vier jaar benoemd. Leden van het polder bestuur moeten minimaal vijf hectare land in eigendom hebben. Stemgerechtigd zijn de ingelanden, die minimaal 1 hectare land in eigendom hebben. De ingelanden die meer dan 10, 20 of 30 hectare hebben mogen resp. 2, 3 of 4 stemmen uitbrengen bij de verkiezing van een lid van het polderbestuur. Op 15 mei 1872 worden door de stemgerechtigde ingelanden van de polder de bestuursleden gekozen. Tot voorzitter wordt Cornelis Mooij, tot poldermeester worden Arie van der Park en Wulbert van Weenen gekozen; hoofdingelanden worden Maar ten Duijn, Jacob- en Gerrit Brakenhoff en Frans Glorie. Jacob Kuijs is benoemd tot secr.-penningmeester. Afbeelding 8 Aan de achterkant van het gemaal bij de in gebruik name van de nieuwe ruwoliemotor in 1934, het was het einde van het stoom gemaal; v.l.n.r. J. van den Boogaard, G.Louter, J.Dam, J.Bijman, J.van der Park, L.Schermer, G.Veldt, C. Spaansen en 2 onbeken den Een zelfstandig polderbestuur Functionarissen van de Castricummerpolder Naar aanleiding van enige vragen door de Commissaris des Ko- nings over de benaming van de Castricummer- en Bakkummer- polder constateert burgemeester Rendorp dat de samenstelling van het polderbestuur alhier geheel afwijkt van de gebruikelijke gang van zaken. Na enige discussie is de Raad het er over eens dat er een Bijzonder Reglement van bestuur moet komen, dat in overeenstemming is met het Algemeen Reglement van Bestuur voor de Waterschappen in Noord-Holland. Op 23 dec. 1871 wordt bij Koninklijk Besluit het Bijzonder Reg lement van Bestuur voor de Castricummerpolder goedgekeurd. Een scheiding van gemeentebelangen en polderbelangen is een feit; het waterschap 'De Castricummerpolder' valt nu rechtstreeks onder de verantwoordelijkheid van het provinciaal bestuur. In de onderstaande lijst zijn de personen genoemd, die vanaf het begin in 1872 tot het einde van 1976 een functie bekleedden voor de Castricummerpolder; het jaartal voor de naam geeft het jaar der benoeming aan: Voorzitter: 1872 Cornelis Mooij 1876 Jacob Pzn Kuijs 1915 Cornelis P.Spaansen 1919 Franciscus Schut 1927 Cornelis Poel 1933 Cornelis P.Spaansen 1962 Johannes Dam sr. 1969 Johannes G.S.Schermer Secretaris-penningmeester: 1872 Jacob Pzn Kuijs 1875 Adrianus Dekker 1878 Dirk Groen 1883 Bernardus A.Theissling 1922 Gerrit Louter 1947 Gerardus Louter 1975 Cornelis G.M.Louter Volgens het nieuwe reglement wordt het polderbestuur ge vormd door een dagelijks bestuur en een college van hoofdinge landen. Het dagelijks bestuur bestaat uit drie poldermeesters, waarvan een de voorzitter. Het college van hoofdingelanden wordt gevormd door vier be langrijke grondeigenaren uit de polder en heeft tot taak het da gelijks bestuur te controleren op een zuinig beheer van de financiën. De poldermeester en een secretaris-penningmeester worden tel kens voor een periode van drie jaar, de hoofdingelanden voor Molenaar/machinist: 1848 Arie Mooij 1878 Engel Mooij 1884 Klaas Ooijevaar 1932 Klaas Ooijevaar jr. 1947 Cornelis Deijle 1962 Johannes P.C. Dam Bode: 1872 Cornelis Bakker 1882 Klaas Stuifbergen 1914 Lambertus Stuifbergen 1940 Guurtje Stuifbergen Hier worden niet de gekozen poldermeesters en hoofdingelan den genoemd, omdat deze lange lijst te veel ruimte zou vergen. 16

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Jaarboek Oud Castricum | 1989 | | pagina 16