il isa: gebleven, n de molen Wel wordt gulden, die m als sche le huzaren. oor bijzon- een en het et gemeen- ildergelden ren. Zo zijn n 1780 aan willige gift lijk bedrag irende vier ek, liet het 1823 komt ke van de aan. Dit is van de slo- afwatering r niet kan een extra dan voor jn land be- voldoende op de wa ngen moe- 1 zijn, de orlijk wor- oogte wor- n zaadlan- nbegrepen wegen en naai zeven wordt ge dfstandige Juack ver- Schouwin- smede de en de wal- ler van de CrST7?icum MEP PO LD El? Theewis Admiraal ligt dwars Tegen genoemd reglement komt Theeuwis Admiraal, wonende in Limmen en eigenaar van een aantal percelen weiland in Castricum in 1847 in opstand. In een schrijven aan Gedeputeer de Staten stelt hij: - "Dat bij het Reglement het in het algemeen zeer billijke en door de misschien in Noord-Holland eeuwen heugende ge woonte aangenomen beginsel is opgenomen dat alle eige naars van landerijen onder anderen zijn belast met het Afbeelding 7 Kaart van de Castricummerpolder; in de dertiger jaren opgemaakt bij een uitvoerig onderzoek naar de afwatering in de polder. In de aangegeven wate ringen werden op 54 plaatsen de doorstromende waterhoeveelheden gemeten. De schouw (beschouwing) geschiedt door of namens burge meester en wethouders, naast de poldermeesters. Er vinden nu gespreid over de zomer vier schouwen plaats; elke schouw wordt nog gevolgd door twee naschouwingen om na te gaan of er door de belanghebbenden aan hun verplichting is voldaan. Minstens acht dagen van te voren zal de schouw door middel van aanplakbiljetten worden bekend gemaakt. Een ieder die bij de schouw niet naar behoren aan zijn verplichtingen heeft vol daan, wordt een boete van 30 cent opgelegd; als dat nog niet het geval is bij de eerste en de tweede naschouwing, welke met tussenpozen van acht dagen worden gehouden, dan bedraagt de boete resp. 60 en 260 cent. Daarna wordt op last van het ge meentebestuur voor rekening van de in gebreke gebleven eige naar of gebruiker van het aangrenzende land het werk aanbesteed. schoonhouden, het reinigen en kroozen der slooten langs hun land loopende, zoodat de slooten tusschen twee belendenden gelegen door ieder hunner voor de helft worden schoonge- houden. - Dat het gemeentebestuur echter hierop eene uitzondering heeft gemaakt ten eigen behoeve en overal, waar zijn eigen dom van wegen of dergelijken aan slooten grenzen, die last bij voorschreven Reglement op de belenden de eigenaars heeft geworpen, zoodat daar, waar een landeigenaar het ongeluk heeft de gemeente tot naaste buurman te hebben de sloot niet voor de helft door dien eigenaar ende wederhelft of overzijde door het Gemeentebestuur wordt schoongehouden, maar die sloot geheel ten laste van de eigenaars der belendende lande rijen is gebragt. - Dat de suppliant niet geheel wil ontkennen dat hier en daar soms op gelijke wijze die last aan de landeigenaars is overge dragen maar dat dan ook overal en altijd de belendende eige naar die de last van den sloot heeft, het genot heeft van het grasgewas dat aan den publieke weg of op den belendende ge meentegrond groeit en dus ook als genieter der voordeelen van het overliggend terrein billijker wijze daarvan de lasten draagt; terwijl hij suppliant bovendien eerbiedig vermeent dat zulks dan ook in den regel een gevolg is van een onderlinge CiXCris nocDCU ✓N. Ufa~re*IM<{Cri Wg<r«w. 15

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Jaarboek Oud Castricum | 1989 | | pagina 15