Al eerder waren de belangrijkste zeegaten gedicht. Nog in de
13e eeuw stonden de grote binnenmeren als Beemster, Scher
mer en Purmer in open verbinding met het water van de Zuider
zee en het IJ. Voortdurend gingen bij stormachtig weer grote
landoppervlakten verloren. Door vooral plaatselijke maatrege
len werden deze zeeverbindingen in grote mate beperkt met na
me door de bouw van de Schardam omstreeks 1319, de
Nieuwendam in de Crommenye in 1357 en de Nieuwendam in
de Purmer Ee in 1400.
Door de open haven van Edam en de open sluis in de Cromme-
nyer Nieuwendam werd echter toch nog grote overlast van het
ter ondervonden en ging nog veel land verloren. Zolang de gro
te meren niet door goede dammen met sluizen van het buiten
water waren afgesloten, was van enig beheersen van de grote
binnenboezem in het Noorderkwartier geen sprake. De oprich
ting van genoemd Hoogheemraadschap moest hier verandering
in brengen.
Een min of meer stabiele toestand, geschapen door de voor
noemde besturen op plaatselijk en regionaal niveau, werd aan
het einde van de 16e eeuw wreed verstoord, toen de Spaanse
troepen bij het beleg van Alkmaar hier brandend en plunderend
doortrokken, alles vernield achterlatend. Nadien waren landerij
en verlaten, de sloten waren vervuild, dichtgegroeid en ver
stopt. De lage landen konden het water niet kwijt raken. Nadat
de Spaanse troepen voorgoed waren vertrokken, de rust en de
veiligheid waren teruggekeerd, trokken de belangen van de
landbouw weer de aandacht en kwam van lieverlee weer een
geregelde afwatering tot stand.
Afbeelding 2
Detail van een kaart uit het begin van de 17e eeuw; bij de pijl is
de Castricummermolen aangegeven. Aan de zuidkant loopt de
Korendijk met daarbij de buurtschap Heemstede, welke zeer na
drukkelijk op het kaartje staat aangegeven.
Afbeelding 3
De molen 'De Dog' in Uitgeest nabij de grens van Castricum- ook
vaak Castricummermolen genoemd- omdat deze molen meerde
re eeuwen de bemaling verzorgde van de Castricummerpolder.
Het beheer door molen - of poldermeesters
Windbemaling bestaat in Noord-Holland reeds in de 15e eeuw.
Door de bouw van een molen kan de waterhuishouding enorm
worden verbeterd. Het bouwjaar van de eerste molen in de
Castricummer polder is niet bekend. Op oude afbeeldingen van
vöör 1600 vinden we reeds een klein watermolentje aan de Bo-
gaerdsdijk (zie het artikel over de Albert's hoeve in het 9e jaar
boekje).
In de Groot-Limmerpolder werd in 1588 vergunning van de Sta
ten verkregen om 2 achtkante watermolens te bouwen; het is
waarschijnlijk dat de bouw van de Dogmolen- ook veelal Castri
cummermolen geheten - in dezelfde periode heeft plaats gehad.
De bouw van een molen, de zorg voor de financiële middelen
en de inning van de polderlasten, maakte een goede organisatie
noodzakelijk. Het beheer van de polder is al vanaf een vroeg
stadium gevoerd door molenmeesters, later ook poldermeesters
genoemd. De twee molenmeesters werden gekozen door de
Schepenen en stonden onder toezicht van het gemeentebestuur.
Vaak maakten zij zelf ook deel uit van dit bestuur. Bij de benoe
ming werd zoveel mogelijk in acht genomen, dat een molen-
meester in de Oosterbuurt of Kerkbuurt en een molenmeester
op het Noordeinde woonachtig is.
Eenmaal per jaar leggen de molenmeesters aan de hand van de
molenrekening in de raadsvergadering verantwoording af aan
het gemeentebestuur. Bij de behandeling van de molenrekening
worden ook uitgenodigd de drie hoogstaangeslagenen in de pol
derbelasting. In deze vergadering wordt dan tevens de belasting
per bunder (omslag) voor het lopende jaar vastgesteld. De hoog
te van de omslag hangt af van de financiële toestand; zijn er
veel kosten aan de molen dan gaat de omslag omhoog. In de pe
riode 1837 tot 1869 varieërt de omslag van 50 tot 150 cent per
bunder; de Castricummerpolder was toen 869 bunder en 45 roe
den (869,45 ha) groot.
13