vrouwelijke vakhulp aangetrokken. Noodgedwongen zijn de
Burgemeester, de inspecteur van het onderwijs en Ludewig het
met elkaar eens. Zij kan bovendien handwerkles geven, zo oor
delen zij.
Helaas voor het onderwijzend personeel blijken de salarissen in
middels te hoog te zijn geworden ten opzichte van die in de om
liggende gemeenten. Aan de 3 mannelijke en de 2 vrouwelijke
leerkrachten wordt een verlaging van maar liefst f 100,- opge
legd. Op een jaarwedde van f 600,- een forse duikeling van het
inkomen met bijna 20%.
Zal dat de reden zijn, dat de onderwijzers veelvuldig ziek zijn?
Dat moeten we althans opmaken uit een brief van een veron
truste ouder. Op 11 juli 1886 krijgt Ludewig een schrijven over
'veelvuldige ziekte' van zijn medewerkers, 'in deze anders zo ge
zonde streek'.
Zo kort na de verbouwing moet hij zich al weer tot het Gemeen
tebestuur wenden. Per 31 maart 1888, zo meldt hij, zullen zich
272 leerlingen aangemeld hebben voor het nieuwe schooljaar,
dat op 1 april aanvangt.
In de 5 lokalen zijn niet voldoende zitplaatsen, die per ruimte op
maar 48 kinderen zijn berekend. Uit arrenmoede heeft men de
2 laagste klassen van extra banken moeten voorzien, de school
zit propvol. Ludewig moet zich echter blijven behelpen, er wor
den geen extra voorzieningen getroffen.
Afbeelding 2
Een foto van rond 1900 genomen voor de muur van de NH kerk.
Ludewig's pensionering
In 1891 wordt geen godsdienstonderwijs gegeven, het betalen
van schoolgeld is verplicht. De armen en behoeftigen worden
daarvan vrijgesteld.
Bij gebrek aan een geschikte ruimte kan geen les in lichamelijke
opvoeding gegeven worden. Noodgedwongen heeft de raad ont
heffing van dat vak moeten gegeven.
Naast de problemen met de veel te kleine school, worstelt Lude
wig met het steeds weerkerende tekort aan medewerkers. Bur
gemeester Mooy heeft de hoofdonderwijzer in een brief van 14
april 1890 nog trachten te helpen. Hij klaagt aan de schoolopzie
ner zijn nood. Maar het helpt niet veel, er is een schrijnend te
kort aan onderwijzers in het land. Nieuw aangetrokken perso
neel vertrekt weer spoedig, aangelokt door betere voorzienin
gen elders.
Ludewig's pensioen dient zich aan. Zijn ontslagaanvraag wordt
hem eervol verleend. Enige tientallen jaren na diens vertrek zal
een straatnaam de herinnering aan hem voor het nageslacht le
vend houden.
Afbeelding 3
Schoolhoofd Bussen en een onbekende onderwijzeres met de
kinderen op de binnenplaats van de openbare lagere school
naast het gemeentehuis, (foto mw. Mooy-Ooms)
Meester Bussen
Uit de sollicitatieprocedure komt met meerderheid van stem
men C.J. Bussen als de beste kandidaat naar voren. Tot zijn
eerste activiteiten behoort het aantrekken van nieuwe mede
werkers, die echter kort na elkaar weer verdwijnen. Sollicitan
ten komen op het geboden salaris van f 500,- niet af, zodat men
moet besluiten om er 10% bij te doen. Dat heeft meer succes;
eindelijk worden de opengevallen plaatsen weer ingenomen.
W. Schotvanger declareert de kosten van de advertenties, die de
som van f 7,40 hebben bedragen. Voor de vergoeding van reis
kosten inclusief de kosten van de proefles van de benoemde J.
van Lint betaalt men nog eens f 6,45.
Het schoolgeld bedraagt nu f 1,- per kind per 3 maanden, voor
meer kinderen uit één gezin wordt minder betaald. Voor min
vermogenden is het tarief gehalveerd, terwijl de armen vrij
gesteld zijn van de verplichte bijdrage.
Het onderwijsteam onder leiding van Bussen bestaat in het be
gin van 1895 uit 5 mannen en 3 vrouwen. Blijkens een opgave
van premies t.b.v. het pensioenfonds is de salariëring in de loop
der jaren niet veel veranderd. Bussen verdient f 900,- per jaar,
daarnaast heeft hij het genot van de vrije woning, dat op f 100,-
wordt gewaardeerd. Zijn langst aanwezige medewerker is
meester Dekker, die met f 650,- wordt beloond. De overigen
krijgen bedreigen tussen de f 600,- en f 500,-.
De vrouwelijke collega's worden inmiddels ook beter gewaar
deerd. Juffrouw Sluysken verdient in ieder geval meer dan me
nig mannelijke onderwijzer. De 8 leerkrachten hebben de zorg
voor 230 leerlingen.
Schoolverzuim
Met de discipline van het schoolbezoek is het in een aantal ge
vallen niet best gesteld aan het einde van de 19e eeuw. Het gere
geld bijwonen van de lessen is nog niet zo'n gewone zaak als nu
het geval is. Daarvoor is wel een verklaring te geven. De Castri-
cumse bevolking bestaat voor een niet gering deel uit grote ge
zinnen. Het belangrijkste middel van bestaan ligt in de agrari
sche sector. Het inkomen is laag, de werktijden zijn zeker in de
zomermaanden lang en het werk is zwaar. De ouders kunnen de
steun van de grotere kinderen vaak niet missen. Bovendien is
onderwijs nog niet zo vanzelfsprekend. Een al lang bekend ver
schijnsel in het dorp.
19