van medelijden en begrip. Van Leeuwen blijft een deel van de klachten toeschrijven aan een gebrek aan leermiddelen en een onheuse houding tegenover meester Schut. Goed, meester Schut zal inderdaad gebreken gehad hebben. Maar hoe ver moeiend en zenuwslopend ook zal de schoolarbeid van meester Schut geweest zijn! Alleen te staan voor tachtig kinderen, ver deeld over alle leerjaren. Een stelletje aardige peuters nog, maar ook een bende grote lummels, die wegens "doppers plukken" en ander werk op de tuinen lange periodes uit school wegblijven, om na de "campagne" waarbij ze net zo hard gewerkt hebben als de volwassenen en hetzelfde als hen behandeld werden, weer op de gesmade schoolbanken terug te keren. Alle dagen opgesloten te zitten in een benauwd, ongezellig leerhok en te gehoorzamen aan een man die bekend stond als "wat al te flaauw"... Een ondermeester 1850. Er zijn weer klachten over meester Schut binnengeko men, nu niet alleen mondeling bij de gemeenteraadsleden, maar ook schriftelijk bij de inspectie en bij Gedeputeerde Staten. Het leerlingenaantal is al een paar jaar boven de honderd en meester Schut kan het absoluut niet aan. De ouders, én de schoolopziener komen met de aanbeveling een ondermeester aan te stellen in de dorpsschool van Castricum. De gemeenteraad is het er vrij snel over eens dat het aanstellen van een ondermeester inderdaad de beste, maar wel een dure oplossing is. Er is geen geld beschikbaar voor een tweede schoolmeester. De gemeentesecretaris schrijft hierop een brief aan meester Schut waarin hij fijntjes (en niet altijd naar waarheid) uitlegt wat er zijns inziens allemaal niet deugt aan het schoolhouden van meester Schut en waarin hij vervolgens aankondigt dat er - om dat Schut in gebreke blijft - voor 300 gulden per jaar een onder meester zal worden ingehuurd, op kosten van meester Schut! Deze ene keer durft meester Schut "de bui bezeilen" met een brief aan de schoolopziener waarin hij de klachten als dorpsrod del en stemmingmakerij om hem weg te krijgen afdoet. Volgens meester Schut is niet hij, maar de erbarmelijke toestand van het schoollokaal de voornaamste oorzaak van het slechte onder wijs: "De ondergetekende gelooft dat het Gemeentebestuur meer zou de getoond hebben belang te stellen in het onderwijs indien zij pogingen had aangewend ter verkrijging van een beter schoollo kaal, en betere hulpmiddelen. De tafels zijn geheel oud en bijna onbruikbaar, de ramen in het schoolgebouw vallen, door ouder dom bijna in. In den winter gaan er weken voorbij dat er geenen kaghel kan branden, daar er volstrekt geenen goede gelegenheid is om te kunnen stoken; het rookt meest al zoo geweldig dat de onderwijzer en de weinige kinderen die dan ter schole komen nog liever dagen in een gestrenge koude doorbrengen dan in een 'bijna stik kenden rook' te zitten. De kinderen moeten zelfde ver warming der school betalen, dit zal zeker ook wel niet volgens de wet zijn." Meester Schut weigert uiteraard de kosten voor een onder meester op zich te nemen en vraagt de schoolopziener om hem zonodig rechtsbijstand te verlenen. Gedeputeerde Staten stelt een onderzoek in dat Schut groten deels in het gelijk stelt. Voor een "eervol ontslag" van meester Schut, waarop de gemeente uit was, zijn geen voldoende gron den aanwezig; en weer schemert er iets door van de strijd tegen de hervormde meester: "De weigering van den onderwijzer (om het salaris van de on dermeester te betalen) schijnt... enige verschooning te vinden in zijne overtuiging dat hij zijn best doet en dat hij zich zeiven geen pligtverzuim kan verwijten, zoodat hij in de klagten die uit de Gemeente tegen hem opgaan slechts het uitwerksel ziet van per soonlijke vijandschap, die alleen ten doel heeft hem zijne betrek king te ontnemen om een ander in zijne plaats te stellen; een denkbeeld waarin hij volgens het gevoelen van den Heer Schoo lopziener welligt door sommige inwoners van Castricum wordt versterkt." Een van de ingezetenen van het dorp gaat het onderwijs zó ter harte dat deze aanbiedt 100 gulden bij te dragen in het salaris van een ondermeester, op voorwaarde dat er dein een onder meester komt die naar opleiding én overtuiging meer voldoet aan de wensen van de inwoners van Castricum. Na veel aandrang op meester Schut gaat deze er twee jaar later mee akkoord dat het jaarsalaris van een aan te stellen onder meester voor de helft door hem en voor de andere helft uit de gemeentekas zal worden betaald. Meester Schut bedingt daarbij dat hij dan de nieuwe meester niet bij hem in huis hoeft te ne men... Omdat "de school van Prinsen" op dat moment geen meester kan leveren, komt er een advertentie waarop 13 sollicitanten reageren. Het moest een meester worden die "ziende leefde", kennis en deugd bezat en "de lieve jeugd" voldoende ontzag kon afdwin gen. De nummer één uit de voordracht van de gemeenteraad wordt aangesteld: Franciscus Ludewig, een katholiek onderwijzer die is opgeleid aan de zeer goede gemeenteschool van Beverwijk. In mei 1853 kan Van Leeuwen in zijn rapport noteren: "Vooreerst was het vorige rumoer en gedruisch, mag ik zeggen, verdwenen, daardoor een klassikaal onderwijs mogelijk gewor den en konden zich de goede vruchten daarvan beter laten zien. Beiden wisselen op bepaalde tijden van klasse: heden had de hoofdonderwijzer de eerste en tweede voor zijne rekening en de ondermeester de derde of laagste! Dit geschied op mijn raad, ten einde daardoor allen te doen deelen in de betere methode en den practischer aanleg van Ludwig en om den hoofdonderwijzer niet in de oogen der kinderen te krenken door dezen bestendig met de hoogste klasse te belasten. Een en ander voldoet aanvankelijk aan het oogmerk en schoon er op den leestoon der eerste klasse nog al aanmerking moest vallen is het niet vreemd, omdat deze juist onder Schut het langste onderwezen en dien ten gevolge het moeijelijkst te regt te brengen is. Wij twijfelen echter niet of we zijn ook hier op den weg van vooruitgang." Het lijkt te mooi om waar te zijn: alle problemen in één klap op gelost! Het gemeentebestuur heeft zelfs vergevorderde plannen en toestemming van de overheid om een nieuwe school te bou wen, ingericht voor doelmatig klassikaal onderricht. De nieuwe school komt er in 1854 inderdaad, maar meester Schut en meester Ludewig liggen elkaar niet. Schut dwarsboomt de plannen van meester Ludewig om avond school ("herhalingsschool") te gaan geven met als zwaarste ar gument dat de schoolboeken en de meeste hulpmiddelen zijn persoonlijk eigendom zijn: er kan alleen avondschool gegeven worden als Schut dan ook hier als hoofdonderwijzer wordt aan gesteld. Ludewig vertrekt in 1856 om schoolhoofd in Egmond te worden; schoolopziener Van Leeuwen constateert dat er nauwelijks eni ge tijd later "weinig spoor meer van klassikaal onderrigt" te vin den is in de school. 14

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Jaarboek Oud Castricum | 1988 | | pagina 14