blijkt tenslotte uit een legaat bestemd aan een overigens onbe
kende Grietje Gerrits aldaar. Tot haar enige en universele erfge
naam benoemde zij thans alleen haar broer Wilhelmus Gaeff.
Nog tot 24 november 1679 heeft Vincentia voortgeleefd, toen zij
overleed in haar woning aan de Langestraat. Haar verziekte li
chaam is bijgezet in het familiegraf in het schip van de Grote
Kerk. De deksteen vertoont een merk (zie afbeelding 7) tussen
de Romeinse kapitalen W en G met daarboven een inscriptie, 4
regels groot in gelijke lettersoort. De nog bestaande steen is te
genwoordig tengevolge van bedekking door een houten vloer
onzichtbaar.
Een zeer mooie herinnering aan Vincentia Gaeff is ons overge
leverd in de prachtige geheel zilveren godslamp. Zij bestemde
die voor de Statie van St. Franciscus in haar woonplaats. Laatste
lijk heeft die godslamp dienst gedaan in de St. Dominicus kerk
op de Laat in Alkmaar, (zie afbeelding 8, 9) Tot schande van stad
en omgeving is die kerk enige jaren geleden afgebroken. Het is
spijtig, dat het mij niet meer mogelijk was de zilveren lepel te
achterhalen, die ter herinnering aan haar overlijden, tegelijk
waarschijnlijk met andere exemplaren, is uitgedeeld. Eén daar
van was namelijk voorheen in het bezit van de Heer K.A. Ci
troen te Blaricum. Zij droeg het opschrift: "Vincentia Gaeff obiit
Alcmariae Die 24 nov. Ao 1679" en voerde haar wapen: gevie
rendeeld, 1 en 4 een ster; 2 en 3 een gewone vlucht 23).
Joannes Gaeff
Joannes- de oudste zoon van het echtpaar Gaeff- Rinnegum- was
na zijn vaders dood beleend op 20 juli 1662 met de Havicks
Thuijn te Bakkum. Het lijkt daarom wel waarschijnlijk, dat hij
uit diens nalatenschap ook de rest van de bezittingen aldaar
heeft verkregen. Dat wint aan waarschijnlijkheid, wanneer wij
in aanmerking nemen, dat hij ter plaatse is gaan wonen.
Uit een acte van 15 maart 1679, voor notaris C. Kessei te Alk
maar verleden, valt te lezen dat den E. Johan Gaeff woonende
jegenwoordich binnen de heerlijcheijt van Baccum" zijn jongere
broer Mr. Willem Gaeff aanwees omme wt sijn comparants na
me te verhuiren sijne landerijen en wooninge gelegen in de ban-
ne van Baccum voorsz, tot noch toe gebruyckt bij Jan Laurisz en
dat aen sodanigen persoon op alsulcke jaren en prijs als hij ge
constitueerde sal goet vinden.....".
Eén van Joannes' landerijen daar was genaamd de Warcamp
op deselve plaatse daar de harten heijninge plach te staen al-
waer gemelte Sr Joannes Gaeff geconsenteert is een conijnheij-
ninge te stellen in plaetse van de schoeijing in de sloot waartoe
hem ook palen toegevoecht sijn, als voor alle andere heijnin-
gen" 24).
Een Jachtgeding
Niet alleen was er een vinkenbaan op het leenland de Ha-
vikstuin, maar ook andere soorten van jacht werden op het bui
tengoed Starburg uitgeoefend. Het was daar namelijk met zijn
half- hoge bosterrein een uitgezocht gebied voor de vangst van
houtsnippen.
Vogels als deze, officieel Scolopax Rusticula geheten, komen
naar onze streken in november en december, zij vertrekkken
weer in maart. Die vogels vliegen zeer laag, dicht hout vermij
dende en heel onbesuisd stuiven zij door elke opening van het
kreupelbos. Men noemt ze daarom dom, en met enig overleg is
dit wild gemakkelijk in netten te vangen. Een schakelvormig
spannet, welke naar de breedte van bospaden of ingangen is in
gericht, biedt in deze de meest gewenste resultaten.
Hoe men als jager op dergelijke terreinen voorheen tewerk
moest gaan, blijkt wel bijzonder duidelijk uit het vóór twee eeu
wen veel gebruikte "Algemeen en Nuttig en Noodzaeklijk Stad-
en Land-Huishoudkundig Woordenboek voor het daaglijksche
Leven; bevattende alles, wat den Burger en Land- Edelman den
Huisvader en der Huismoeder volstrekt onontbeerlijk is te wee
ten" 25). Uit persoonlijke aanschouwing is het mij bekend, - ik
heb zo'n dier in eigen achtertuin zien optreden! - dat zo'n soli
tair levende bosvogel, voorzien van een schutkleur als die van
dode bladeren, heel moeilijk herkend kan worden.
Op Sterburg heeft zelfs een geding gediend in 1680, dat op de
jacht van deze vogel betrekking had. Jan Louwrier wonende te
Bakkum sprak als eiser ter civiele Rolle aldaar zijn medeburger
Johannes Gaeff aan om voldoening te krijgen van een onbetaald
gebleven bedrag. Zijn wederpartij ontkende en eiste prompt een
cautio judicatum solvi 26,27)
Bovendien: "ende dienonvermindert eijsch doende in reconven
tie seijt ende het is waar dat des verweerders knecht voor en ten
dienste van hem verweerder in de verleden herfste tijt heeft ge-
hadt en gebruijckt des eysers snippe net onder expresse conditie
dat den eyscher int voorsz cas soude hebben 2/3 vande selve
snippe vangst voort gebruijck vant voorsz net welcke 2/3 vande
voorsz vangst hem eyscher niet en is gelevert, seijt verder dat de
voornoemde verweerders knecht het voorschreven net doen
seer heeft beschadicht, mitswelcke der eijscher concludeert dat
der verweerder bij dese E. Gerechte sal werden gecondemneert
aan den eijscher te leveren 2/3 van de voorsz snippe vangst, of
te de waardije van dien mitsgaders te vergoeden de schade aant
voorschreven snippe net gedaen, cum expensis 28). Ende andt-
woordende in conventie jgnoreert ter goeder trouwen dat de eij-
schers knecht den tijt bij eysch geexpresseert op sijn gedaach-
dens huijs heeft gepast, ende jngevalle daar van mochte blijcken
dat echter de gedaagde helder noch penning aan den eijscher
schuldich is, als hebbende den eijscher van alles voldaen, gelijck
den gerechte claarlijk sal consteeren concludeert mitsdien om
die ende andere redenen nader te deduceren ten fine van niet
ontfanckelijkheid, ende absolutie van de eisch cum expensis".
Het gekrakeel over de houtsnippen maar latende voor wat het is
geweest, moge blijken, dat deze vogel destijds zeker als een
waardevol stuk wild beschouwd werd. Overigens procedeerde
men ter Rolle van 3 december 1680 hardnekkig verder over de
vraag of Gaeff in het tijdvak van St. Catrijn 1679 tot 8 januari
1680 al dan niet vergoeding schuldig zou zijn "met op zijn huijs,
beesten, appelen en vordere goederen te passen". Dit geval is
voor onze kennis van het huis Starburg en zijn bewoners im
mers van belang, aangezien deze uitlatingen ons op de hoogte
brengen van de omstandigheid dat Joannes Gaeff daar als vee
houder optrad. Bovendien dat voor hem de opbrengst van een
appelen-boomgaard van betekenis was.
De landerijen te Bakkum
Joannes Gaeff is ongetrouwd overleden op 16 juli 1681. Zijn be
grafenis vond plaats in de Alkmaarse Grote kerk op de 19e daar
aan volgende. Het grafregister bevat de notitie:"Jan Gaaf 3 pose
luyen Suider Gang no 271 f 15," Een merkwaardige omstandig
heid in deze is het, dat zijn naam voorkomt op het graf in de
middengang (schip) der kerk. Hierin was 's-mans zuster Vincen
tia bijgezet, terwijl bovenstaand register bewijst, dat hij in het
graf van zijn ouders een laatste rustplaats vond. Aangezien hij
ongehuwd was gebleven, moest, zoals dat ook al bij zijn zuster
het geval geweest was, collaterale successie-belasting betaald
worden. Daartoe dienden zijn eigendommen getaxeerd te wor
den in zijn woonplaats, derhalve Bakkum. Het blijkt nu, dat de
vereiste taxatie, die door de drie schepenen aldaar is uitgevoerd
op 16 september 1681 in het oud-rechterlijke archief bewaard is
gebleven. Omdat de verschillende gronden behorende onder
"Sterburg" daarin omschreven staan, zal het zeker van belang
zijn om dit stuk in zijn geheel te laten volgen:
"eerst een huijs en boomgaart, groot 645 roeden belent ten
Oosten de Woert, ten Zuiden een lijweg, ten Westen en Noorden
de volgende perselen, waardigh contant driehonderd gulden.