In datzelfde jaar 1858 stelt het armbestuur voor om een van de huizen van de armen in te richten tot algemeen armenhuis. De kosten voor verbouw en inrichting worden geraamd op 1600 gulden. Het gemeentebestuur besluit hiertoe over te gaan, om dat een dergelijk algemeen armenhuis uiteindelijk een flinke kostenbesparing oplevert. Het gemeentebestuur zal een poging doen om subsidie bij pro vincie en rijk te krijgen. GS. zullen noch subsidie verstrekken noch goedkeuring verlenen tot het aangaan van een lening, om dat zij het inrichten van een algemeen armenhuis in strijd ach ten met de bedoelingen van de armenwet. Het gemeente bestuur houdt voorlopig deze zaak in beraad. Pas in 1861 wordt door G.S. goedkeuring voor een geldlening van 1000 gulden ver leend. Hierbij werd bij het verzoek door het gemeentebestuur niet gesproken over de inrichting van een armenhuis maar ter camouflage over „een bouwvallig huis, waarin de armen wonen met enige uitbreiding te doen herstellen om door dat middel plaats te vinden om enige huisgezinnen te kunnen huisvesten, waarvoor thans huishuur moet worden betaald". Andere inkomsten worden in 1865 verkregen door de verkoop van diverse stukken land in eigendom van de „Algemene Ar men" voor de aanleg van de spoorlijn. Gezondheidszorg Na het overlijden van Bernardus Res in 1845 zijn in diens plaats de nog jonge Anthonie Reijnders en Xaverius Diometrius Paulus Fornier als plattelandsheelmeesters gekomen. Beide geneeshe ren trouwen een Castricums meisje en dingen naar eikaars pa tiënten. Daarom wordt door het gemeentebestuur een regeling getroffen dat elke arts om de beurt gedurende een periode van 6 maanden de zieken, die worden onderhouden door het Alge mene Armenfonds, mag behandelen. Af en toe komen bij het gemeentebestuur klachten binnen dat de betreffende arts meent dat zijn collega ten onrechte armlastige zieken behandelt. Afbeelding 6 Detail van de kaart van het kanton Beverwijk uit 1844. Fornier overlijdt in 1855, waarna Anthonie Reijnders als enige arts overblijft; hij zal tot zijn overlijden in 1881 de gezondheids zorg in Castricum behartigen. In het jaar 1866 heerst er een cholera epidemie, waardoor het gemeentebestuur besluit dat jaar geen kermis te houden. De kermis wordt elk jaar gehouden vanaf de eerste zondag in sep tember en duurt drie dagen. Veeschutten Op 26 oktober 1853 is de veeschutter van Bakkum overleden. In zijn plaats wordt Jan Zonneveld benoemd. Van gemeentewege is zowel voor Bakkum als voor Castricum een veeschutter aan gesteld. Deze functionarissen brengen het verdwaalde vee naar het schuthok en bewaken en verzorgen de beesten. De eigenaar van het vee is nadien verplicht tot betaling van het zogenaamde schutgeld en van de kosten van voeding en onderhoud. Hier voor gelden bepaalde tarieven. Zo varieert het schutgeld van 15 cent voor een schaap tot f 1,- voor een stier, die ouder is dan één jaar. Deze tarieven worden verdubbeld wanneer het schutten tussen zonsondergang en zonsopgang plaats heeft. Voor de kosten van voeding en onderhoud wordt 50 cent gerekend voor paard, ezel of rund en 15 cent voor varken, schaap of geit. In Noord Bakkum staat het schuthok op de kruising van wat nu de Hogeweg en de Duinweg heet. In Castricum staat het schut hok aan de Kramersweg (nu de Burg. Mooijstraat). Gemeente-indeling In 1862 wordt een nieuwe verordening vastgesteld betreffende de verdeling van de gemeente in buurten en de nummering van de huizen. De gemeente wordt in de volgende wijken of buurten verdeeld: A de Kerkbuurt zijnde de kom van het dorp en verder de hui zen tussen de Doodweg, het rijkstolhuis en het noordelijke gedeelte van de Kramersweg tot aan de watering. B de Oosterbuurt van de Doodweg af tot de Heemstederweg en de grensscheiding van Heemskerk beoosten de straat weg.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Jaarboek Oud Castricum | 1987 | | pagina 24