Raadslid Rommel stelt in de raadsvergadering van 8 februari 1860 voor, dat nu de hoofdonderwijzer rooms is er bij vervan gingen van de hulponderwijzer iemand wordt benoemd die niet rooms is, opdat er in geval van R.K. feestdagen de andersden kende kinderen toch onderwijs kunnen genieten. Dit voorstel wordt aangenomen. In oktober van datzelfde jaar komen er klachten binnen dat de school op R.K. feestdagen is gesloten. Door de raad wordt na overleg met de hoofdonderwijzer goed gevonden om in de weken dat er een dergelijke feestdag is,, ook op zaterdag school te houden. Het college van G.S. keurt deze verordening niet goed en stelt dat de school niet op R.K. feestda gen gesloten mag zijn. De speciale R.K. feestdagen zijn: Drie Ko ningen op 6 januari, Maria Boodschap op 25 maart, Sacraments dag 10 dagen na Pinksteren, Petrus en Paulus op 29 juni, Maria Hemelvaart op 15 augustus en Allerheiligen op 1 november. De gemeenteraad probeert nog onder de verplichting uit te ko men op genoemde feestdagen les te geven, omdat het aantal protestantse kinderen zeer gering is. Zij treedt in overleg met de schoolopziener, doch die is ook van mening dat voor de protestantse kinderen school moet worden gehouden, echter beide onderwijzers zijn rooms. De raad besluit de zaak aan het oordeel van de Koning te onderwerpen, tenein de eventuele dispensatie te verkrijgen. Zover zal het echter niet komen, de beide onderwijzers hebben onderling besloten op R.K.-feestdagen school te houden voor de protestantse kinderen. De hulponderwijzer H.C. van Oers neemt per 1 augustus 1861 ontslag in verband met het aanvaarden van een betrekking el ders. Op dat moment zijn er ongeveer 150 leerlingen op school. Per 1 september 1861 is H.L.W. Albers uit Amsterdam benoemd als hulponderwijzer. Albers blijft tot januari 1864. De eerstvol gende jaren blijven de hulponderwijzers maar kort; achtereen volgens worden aangesteld: A.T. Tikkel uit Deventer (12 jan. 1864), P.J. Schrijvemakers uit Oosterhout (16 nov. 1864), F.J. Bos uit Zwolle (19 april 1865) en B.H. Heeremans uit Roelofsarends- veen (23 jan. 1867). Armenzorg Het verlenen van ondersteuning aan de armen is een taak, die door het armbestuur wordt behartigd. Alleen die mensen krij gen ondersteuning en verzorging van wie is gebleken, dat zij van kerkelijke of andere charitatieve instellingen geen on dersteuning ontvangen en dat enige ondersteuning volstrekt noodzakelijk is. Het armbestuur bestaat uit 3 leden, die telkens voor een periode van 6 jaar worden benoemd door de gemeenteraad, meerderja rig moeten zijn en zoveel mogelijk een afspiegeling moeten zijn van de verschillende godsdienstige gezindten in het dorp. Castricum telt vele armen en weduwen. Ondanks de minimaal denkbare uitkering, is het totale bedrag dat jaarlijks aan de ar men wordt uitgekeerd hoger dan de totale gemeentelijke begro ting, inclusief het onderwijs. Het jaar 1854 is een slecht jaar. Voor de armenkas is het een ramp, dat er een huis is ingestort, dat wordt bewoond door twee gezinnen, die leven van de bedeling waarvoor geen ander huis voorhanden is, zodat onmiddellijk tot herstel van dat huis moet worden besloten. In ditzelfde jaar zorgt het armbestuur voor 17 huisgezinnen en 20 bestedelingen, totaal 105 personen. Het to taal aantal inwoners bedraagt dan ca. 1150. De armenkas ver toont een groot tekort. Met forse sommen geld moet de ge meente bijspringen, maar ook de gemeentelijke financiën zijn zeer beperkt. Het armbestuur verzoekt om tijdelijk 300 gulden te mogen lenen. Het raadslid Brakenhoff stelt voor om de helft van de verwachte belastingaanslag (personele belasting) van de raadsleden reeds in februari te storten in de gemeentekas. Het totale bedrag kan dan dienen als voorschot voor de armen. Dit voorstel wordt aangenomen. Ook is in het jaar 1854 een nieuwe armenwet van kracht gewor den. Hierin is vastgelegd dat armen, die door de kerk worden ondersteund ook uit het Algemene Armenfonds een aanvullen de ondersteuning kunnen krijgen. De gemeenteraad roept voor de uitvoering van de wet een commissie in het leven met verte genwoordigers van de gemeenteraad en van de kerkelijke armbesturen. Door een aanhoudend tekort in de armenkas wordt in 1856 besloten om wekelijks een der bedeelden met een collectebus het dorp rond te laten gaan en ditzelfde ééns per drie maanden te laten doen door een van de armbestuurders en hieraan de no dige publiciteit te geven. Twee jaar later wordt de wekelijkse col lecte afgeschaft, omdat de opbrengst nihil is; de collecte per kwartaal blijft. Het armbestuur heeft enkele huisjes, die door armlastige gezin nen of personen, worden bewoond. Een huisje aan het Schulpstet verkeert in 1853 in zeer bouwvallige staat en is nau welijks meer te herstellen. Het armbestuur komt met een voor stel om het voormalige raadhuis van Bakkum in te richten voor 3 woningen en te verhuren aan de armen. Op korte termijn is er ook geen andere vervangende woonruimte te vinden. De tim merman Handgraaf vindt echter dat de bestaande armenhuisjes goedkoper kunnen worden opgeknapt dan het oude raadhuis te verbouwen. Bovendien kunnen de betreffende bewoners beter op het Schulpstet blijven wonen, omdat zij daar hun brood moe ten verdienen. Afbeelding 5 Jacob Rendorp van Marquette op latere leeftijd. 23

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Jaarboek Oud Castricum | 1987 | | pagina 23