De nieuwe school wordt begroot op f 3470,- en is gebaseerd op
200 schoolkinderen. Op 24 mei 1853 valt het besluit om te bou
wen; de bouw wordt uiteindelijk voor f 3944,- gegund aan tim
merman Handgraaf. Verder zal nog f 100,- worden uitgegeven
aan wat verbeteringen aan het raadhuis, waarin ook de onder
wijzerswoning is ondergebracht.
Afbeelding 4
De openbare school uit 1854 naast het raadhuis.
De gemeente wil een geldlening aangaan van f 2250,-. Het
resterende bedrag wordt naar men hoopt door subsidies van rijk
en provincie gedekt. Op 5 januari 1854 zal de nieuwe school
worden geopend; in verband met sneeuwjacht vindt de opening
op 11 januari plaats.
Ondermeester Ludewig en hoofdmeester Schut kunnen het niet
altijd even best met elkaar vinden. Ludewig heeft in zijn enthou
siasme het plan opgevat om gedurende het winterseizoen
1853/1854 's avonds wat herhalingsonderwijs te geven en
vraagt aan de gemeente hieraan de nodige bekendheid te ge
ven. Meester Schut heeft zich hierover beklaagd bij de schoolop
ziener; Schut wenst als hoofd der school ook als hoofd bij de
avondlessen te gelden. Beide onderwijzers worden staande de
raadsvergadering van 26 oktober 1853 opgeroepen om deze on
enigheid tot een oplossing te brengen. Ludewig krijgt tenslotte
f 10,- per maand beloning voor het houden van avondonderwijs.
Ook is er in januari 1854 onenigheid tussen beide onderwijzers
over de orde handhaving in de school.
In 1856 vertrekt meester Ludewig en moet er een nieuwe onder
meester worden benoemd. Meester Schut klaagt bij het gemeen
tebestuur over het feit dat de veldwachter de gemeente is rond
gegaan om een petitie te laten tekenen, dat er weer een rooms-
katholieke ondermeester zal worden benoemd, hetgeen in strijd
is met de bestaande verordening. Schut staat er bovendien op
dat ook hij een stem heeft in de uiteindelijke keuze, omdat hij
tenslotte f 150,- bijdraagt in het traktement van de onder
meester. RW.A. Waanders uit Oldenzaal wordt ingaande 1 sep
tember 1856 benoemd tot de nieuwe ondermeester. Hij neemt
het bijbaantje van klokkenist en van het klok opwinden over
van meester Schut; het bijbaantje van doodgraver blijft laatstge
noemde uitoefenen.
De nieuwe ondermeester verzoekt de gemeenteraad al in febru
ari 1857 voor een afscheidingsschot in de school, omdat het
moeilijk is de verschillende klassen tegelijk in hetzelfde lokaal
les te geven. Door voortdurend gebrek aan financiën duurt het
tot 1866 eer het schot tussen de hoogste en de laagste klas
wordt geplaatst.
Er is groot verschil tussen het jaarsalaris van de hoofdonderwij
zer en dat van de hulponderwijzer. De hoofdonderwijzer ont
vangt naast de schoolgelden (ca. f 135,-) ook de winst op de
schoolbehoeften (ca. f 190,-), verder een vaste jaarwedde uit de
gemeentekas van f 400,- en een toelage uit het armenfonds
voor de schoolbehoeften aan arme kinderen (ca. f 40,-), waar
door zijn jaarinkomsten ca. f 765,- bedraagt. Bovendien heeft
hij het genot van een vrije woning en tuin. In 1860 is de jaar
wedde vastgesteld op f 700,-, waarbij de hoofdonderwijzer geen
inkomsten meer verkrijgt uit schoolgelden en winst op school
behoeften. De hulponderwijzer ontvangt f 350,- per jaar. Het
schoolgeld, dat door de ouders per kwartaal moet worden be
taald bedraagt f 1,- voor één kind tot f 2,60 voor 4 of meer kin
deren uit een gezin.
De hoofdonderwijzer mag slechts vier maal per jaar vakantie
geven en wel met Kerstmis, Pasen, Pinksteren en de kermis tel
kens voor één volle week. De schooltijden zijn 's morgens van
negen uur tot half twaalf en 's middags van half twee tot vier uur
gedurende vijf werkdagen.
Per 15 maart 1859 neemt B.W.A. Waanders ontslag als onder
meester vanwege een slechte gezondheid. Veldwachter Bakker
wordt voorlopig klokkenist en na de gebruikelijke sollicitatie
wordt H.C. van Oers uit Ravenstein per half april benoemd tot de
nieuwe hulponderwijzer. Al spoedig komen er klachten van
meester Schut over de eigendunkelijke en willekeurige gedra
gingen van de nieuwe ondermeester. Deze heeft namelijk tegen
de gewoonte in op zaterdag school gehouden. De gemeenteraad
vindt het na uitvoerige beraadslaging nuttig dat er op zaterdag
les wordt gegeven; hiertoe is echter alleen de ondermeester
bereid.
Op eigen verzoek krijgt hoofdonderwijzer Schut per 1 oktober
1859 eervol ontslag. Ondanks alles wordt hij door het gemeen
tebestuur bedankt voor de vele aan de gemeente bewezen
diensten in een betrekking, die hij gedurende 34 jaar met de
meeste ijver heeft vervuld. Ondermeester Van Oers krijgt op
zijn verzoek, nu hij alleen het beheer over de school heeft, ver
hoging van zijn traktement tot het bedrag dat de hoofdonderwij
zer verdiende en het recht van de neveninkomsten.
Voor de vervulling van de vacature van hoofdonderwijzer wordt
de gebruikelijke procedure toegepast. Op de advertenties in de
Haarlemsche Courant en de Tijd komen een aantal sollicitaties
binnen. Onder de sollicitanten bevindt zich ook Franciscus Lu
dewig, die enkele jaren eerder als ondermeester in Castricum
had gewerkt. Uit het totaal aan sollicitaties worden de 5 beste
kandidaten, waaronder Ludewig, uitgenodigd voor het afleggen
van een test. Van de 5 kandidaten komt Franciscus helaas als
vierde uit de test tevoorschijn. De wet eist een keuze te maken
uit de hoogste drie. De gemeenteraad wil graag Ludewig heb
ben en besluit met 4 stemmen vóór en 2 tegen, dat een vrije
keuze gemaakt mag worden uit de 5 kandidaten. De burge
meester gaat dit voorleggen aan het hogere bestuur. Gedepu
teerde Staten stellen, dat het raadsbesluit tegen de wet is op het
lager onderwijs en wil het ter vernietiging bij de Koning
voordragen.
De gemeenteraad blijft echter bij zijn besluit; de wethouders die
nu volgens de wet uit het eerdergenoemde drietal een hoofdon
derwijzer moeten benoemen, verklaren zich met het gevallen
raadsbesluit te moeten blijven verenigen en zich van de verdere
medewerking tot de benoeming te moeten houden.
Het betreffende raadsbesluit wordt bij koninklijk besluit van 12
januari 1860 vernietigd. Inmiddels trekt de 2e kandidaat op de
voordracht J.G.R. van den Berg zich terug, vanwege zijn benoe
ming tot hoofdonderwijzer te Hoogmade. Hierdoor is een nieu
we voordracht voor een keuze noodzakelijk geworden, waarbij
de 3e plaats nu door F. Ludewig wordt ingenomen. De keuze
valt nu uiteraard op Ludewig, die zijn betrekking per 1 april
1860 kan aanvaarden.
22