;r, die het
;root deel,
is bekend,
msterdam
/er. Het is
ter van dit
in Holland
en maken
n 1625 te
;e Engelse
.0 en 1630
jat niet al-
ze dat óók
eigen ge
in van "De
sgoed met
ïflankeerd
et het on
weemoed
pijpekop-
pekoppen
gladder
Afbeelding 10
De prachtige gedetailleerde voorstelling op de rand van een bord.
Helaas bevatten de door ons gevonden brokstukken geen kom
pleet fabrieksstempel. Toevallig bracht in 1977 onze plaatsge
noot, de heer G.J. de Zeeuw een bezoek aan de zomer-expositie.
Op de werktafel zag hij het gebroken serviesgoed liggen, her
kende het en stelde vast dat materiaal afkomstig was van de nu
nog bestaande porseleinfabriek van de gebroeders Bauscher.
Afbeelding 11
we tor N 'ftAVf
«WH1*
GEBR. BAUSCHER
WEIDEN (BAYERN)
Generaal-Agent:
BERT MULLER
Amsterdam
14
Hij herkende het produkt, omdat hij verbonden is aan het be
drijf van Bert Muller b.v., dat de import voor genoemde fabriek
in Nederland verzorgt. Door zijn medewerking beschikken we
nu over een afdruk van de fabrieksstempel (zie afb. 11), waarvan
we voor alle duidelijkheid de tekst weergeven.
Aan de hand van de door de heer de Zeeuw verkregen informa
tie is het mogelijk de tekst van dit fabrieksstempel nader te ver
klaren. De gebroeders Bauscher stichtten hun porseleinfabriek
in 1881 te Weiden in Beieren, waarvan Bert Muller al vanaf 1898
als agent in Nederland optrad. Het getal 14 op het fabrieksstem
pel geeft het fabricage jaar 1914 aan. Dit getal troffen wij ook op
een van de scherven aan.
Ter afsluiting van de vondstenreeks, nog de vermelding van een
gave hondeschedel, kompleet met onderkaak, gevonden in de
vulling van een slootje. Dit slootje bleek met allerlei afval ge
vuld te zijn en zo klaarblijkelijk gedempt. Zal één van de kaste
leins van "De Rustende Jager" de baas zijn geweest van het dier
dat hier zijn laatste rustplaats vond?
Samenvatting en konklusie
Het totaalgewicht aan gevonden scherven, voornamelijk van
rond de jaartelling, bedroeg 30 kg. De aanwezigheid van
streepband- aardewerk, maar het ontbreken van aardewerk,
kenmerkend voor de Late Ijzertijd maakt het aannemelijk dat
we hier te maken hebben met bewoningsresten uit de over
gangsperiode van de Late Ijzertijd naar de Romeinse tijd. Daar
bij denkend aan de eerste eeuw vóór Christus. Bij onze archeo
logische waarnemingen in plan Molendijk werd, voor zover be
kend, geen streepband-aardewerk gevonden. Dit zou een aan
wijzing kunnen zijn dat de bewoning in de dorpskom eerder is
aangevangen. Een andere aanwijzing in die richting is dat het
kartelrand-aardewerk uit plan Molendijk mogelijk een verdere
ontwikkeling heeft doorgemaakt. De bewerkte randfragmenten,
die ter plekke van "De Rustende Jager" aangetroffen werden,
zijn minder sprekend, alsof de juiste vormgeving nog gevonden
moest worden. Uit deze verschillen zou tevens verondersteld
kunnen worden dat de bewoning op deze plek beëindigd was of
werd toen bewoning van het zuidelijk deel van plan Molendijk
een aanvang nam. Dan blijft de vraag waarom deze ogenschijn
lijk zo ideale woonplek op de geestgrond verlaten werd.
21