de voor ons het bekende beeld op, zoals we dat bij verkennings-
aktiviteiten in plan Molendijk hebben leren kennen.
Ook nu tekenden de donkere banen zich af in het lichtere zand,
ook wel greppelsporen genoemd (zie bijlage 1). Deze greppelspo
ren konden niet tot een bepaalde samenhang herleid worden.
Daarvoor bleek het opgravingsvlak te klein, bovendien waren
er aanwijzingen dat de greppelsporen elkaar soms overlapten,
dus niet gelijktijdig hebben kunnen bestaan.
Andere grondverkleuringen deden zich voor in de vorm van af-
valkuilen, zowel uit de vroegste bewoningsperiode als uit latere
tijden. Wat de afvalkuilen uit de vroegste bewoningsperiode be
treft bleek kuil A het meeste scherfmateriaal te bevatten (zie bij
lage 1). Hoewel er sprake was van gekonsentreerde vondsten
bleek later bij restauratiepogingen het aardewerk weinig samen
hang te vertonen.
Evenals het in het vlak gevonden scherfmateriaal, bleken ook
de scherven uit de ondiepe afvalkuilen gering in afmetingen te
zijn.
De afvalkuilen uit recentere tijden trokken minder onze aandacht.
Wel is het aardig om te vermelden dat het "bodemarchief" ma
teriaal bleek te bevattten, waarmee ook via de weg van de ar
cheologie het bestaan van "De Rustende Jager" tot uitdrukking
komt. Onder het hoofdstuk "vondsten" zal hierop nader worden
ingegaan.
De vondsten
Onder dit hoofdstuk zal een globale opsomming en datering van
het gevonden materiaal gegeven worden. De randen van het hier
voor genoemde schervenmateriaal vertonen nogal wat verschei
denheid. Waren de gladde randen op verschillende manieren ge
vormd en afgewerkt, nog duidelijker waren de verschillen bij de
bewerkte of versierde randen.
De proefsleuf
De proefsleuf en een ander stuk van het voorste terreingedeel
te, waarin ook nog een afvalkuil werd gevonden, werden slechts
vluchtig bij onze waarnemingen betrokken (zie bijlage 1). Tegen
de verwachting in kwamen hieruit mooie scherven van de
vroegste bewoningsperiode te voorschijn. Bij restauratie
werkzaamheden bleken tamelijk veel scherven aan elkaar te pas
sen. De samengevoegde scherven van een nogal kleine pot met
een gladde rand (diameter potmond 20 cm) leverden het groot
ste fragment op (zie afb. 3).
Afbeelding 3
Een mooi potfragment, samengesteld uit meerdere scherven.
Over de vondstomstandigheden van het schervenmateriaal is ver
der niets meer te zeggen, gezien de vluchtigheid waarmee één
en ander is geschied. Het is echter verleidelijk te veronderstel
len dat we onze aandacht toch op een verkeerde lokatie had
den gericht.
afbeelding 4
Verschillende randtypen
De scherf, middenhoven op afbeelding 4, laat slechts een lichte
golving zien, terwijl de scherf middenonder op dezelfde afbeel
ding, onder op dezelfde afbeelding, onder de kartelrand een reeks
vingertop-indrukken bevat. De andere gekartelde randen zijn
meer of minder scherp ingesneden of ingedrukt. Alle bewerkte
randen hebben echter gemeen dat de versiering zich aan de zij
kant bevindt, soms onder de rand, maar nooit erop. Toch lijken
de hier gevonden, bewerkte randscherven minder sprekend, min
der volmaakt, te zijn in vergelijking met de kartelrandscherven
zoals we die uit plan Molendijk kennen.
Mogelijk dat dit verschil wijst op een ontwikkeling. De nu ge
vonden randscherven zouden representatief kunnen zijn voor
het begin van deze ontwikkeling en in aanmerking kunnen ko
men voor een iets hogere ouderdom. Deze veronderstelling lijkt
in het vervolg van dit artikel versterkt te worden. Daarvoor ver
dienen de randscherven met streepband- versiering een aparte
vermelding. Dit type aardewerk vertoont op de schouder meer
dere groeven, maar komt verder overeen met het overige aar
dewerk (zie afb. 5). Tijdens het inventariseren werden tien van
deze randfragmentjes tussen het overige aardewerk aangetroffen.
J
Q
II
<4
18