De Rustende Jager
Er staat in de Dorpsstraat een stukje historie,
Van oudsher de kern en de "clouen de glorie,
De postkoets vond standplaats, de paarden een stal,
Bij kermis: de boeren met deernen op 't bal.
Men pikter een pintje, er werd wat gepraat,
Men rustte een wijle aan 't pad (nog geen straat)
En sprak over koetjes en kalfjes en meer,
De Rustende Jager had toen alreeds sfeer.
Nadien werd 't gehucht eerst een dorp en dan thans
Gaat levend de klop in een drifte cadans,
Maar wat er vervaagde, 't historisch café,
Dat staat er nog immer bij wel en bij wee.
De gevel getuigt van haar aloud bestaan,
De Rustende Jager met lauw'ren belaan,
Vond oorsprong in de postkoets en trekschuitgetij,
Nu dendert de truck en de auto voorbij.
Nu davert door 't dorp het te snelle vervoer,
Van postkoets geen zweem meer, 't verkeer gaat nu stoer
In 'n aantal cylinders voorbij als een flits,
De koplamp met 't flitsende licht als een gids.
Van d'aloude rust is hier niets meer bekend,
Geen paard dat men rustig en leidende ment,
De dood loert nu grijnzend op iedere hoek,
Ja, 't beeld van een eeuw her is werkelijk zoek.
Van postkoets tot motor, in wild-bonte rij,
Ging alles De Rustende Jager voorbij,
Maar 't huis overleefde het jachtig gewoel
Het klopt nu nog steeds met het eerstluidend doel.
Er staat in de Dorpsstraat een stukje historie,
Van oudsher de kern en de "clou" en de glorie.
Al zijn we gedekt door een zuil of een zerk,
Dan doen ze daarbinnen nog vrolijk hun werk.
Gedicht van A.W. van Kluijve
geschreven omstreeks 1955.
De heer Van Kluyve was de schrijver van
vele gedichten die gedurende een reeks van jaren
gepubliceerd werden in het Nieuwsblad voor Castricum. Hij
werd geboren op 8 febr. 1896 en overleed
op 19 december 1983.