afb. 13
De boven- en onderbouw van put 5.
afb. 14
De ijzervondsten
Na die eerste periode is het landschap tot rust gekomen en werd
hier reeds in de eeuwen rondom het begin van de jaartelling
gewoond door een inheemse bevolking (Friezen), (denk o.m.
aan de omgeving van de Cieweg). Hoe de ondergrond werd
gevormd vlak bij de plaats die nu besproken wordt, toont een
foto uit 1960 van een rioolsleuf in de toen voorgenomen aanleg
van de Willem de Rijkelaan. (afb. 15) Duidelijk is daarop te
zien dat er een afwisseling plaats had van sterk en rustige
stromen waarbij óf schuin óf horizontale afzettingen met of
zonder schelpen plaatsvonden. Vooral de onderste laag van 80
cm dikte vertelt van wilde stromen.
Dit beeld van sterke marine-invloeden is kenmerkend voor de
direkte omgeving van Castricum en is de laatste tientallen jaren
bekend geworden bij graafwerkzaamheden voor riolen, het
zwembad en een bouwwerk in de Burg. Mooijstraat. In de
hogere lagen van de afzetting van die eerste periode komt in de
wadzand-afzettingen ook sedimentatie van min of meer
gecompliceerde sliblaagjes voor, hetgeen wijst op rustiger
wordende wateren met afnemende zeeinvloed. De gekonsta-
teerde verschijnselen wijzen erop dat er tenslotte een nogal
geaccidenteerd terrein achter bleef waarin ook ondiepe niet
gevulde laagten en geulen voorkwamen. Dit beeld werd
duidelijk bij de onderzoekingen in het plan Molendijk (Cieweg)
en ook bij het werk waar deze publikatie overgaat. Het lijkt
erop dat het gebied (Cieweg) eerst in de Romeinse tijd door een
inheemse bevolking is bewoond, en pas later weer door mensen
uit de vroege middeleeuwen. (Willem de Rijkelaan). Uit de
beschrijving van lokatie 5 blijkt dat toen nog een laagte in het
terrein bestond die door de vroege middeleeuwers met afval en
puin werd gevuld. Een ander voorbeeld betreft een in die tijd
nog openliggende geul waarin op de bodem overblijfselen van
die vroege aktiviteiten werden gevonden.
Pas na de vroege middeleeuwen zullen de afzettingen van de
tweede periode zijn ontstaan. Daarvan is ter dikte van 30-80 cm
een grauwe vaste bovengrond van fijne zanden overgebleven,
zonder opvallende zaken. Deze vormde de agrarische bouw-
voor zoals deze tot voor kort, vóór de thans bestaande
bebouwing, nog aanwezig was.
De donkere bovenste afzettingen waarbij laagten en restgeulen
werden opgevuld kunnen het gevolg zijn van binnenlands
opdringende wateroverlast met sedimentatie gepaard gaande,
met stagnerende goede afwatering. Hierbij kan ook rekening
afb. 15
Schuin gerichte en horizontale afzettingen, veroorzaakt door
sterke en rustige stromen.
21