Het kerkgebouw wordt gedeeltelijk verfraaid. Zo wordt in de periode van 1948 tot 1954 door de glazenier Frans Balendong het gebouw van gebrandschilderde ramen voorzien. De voor dit doel opgezette ramenfonds wordt voortgezet in een verfraaiings fonds. Balendong voorziet de kerk ook van nieuwe kruiswegsta ties. Er wordt een geluidsinstallatie aangelegd, terwijl vlak voor het vertrek van Goes de verlichtingsinstallatie wordt vernieuwd. Onder Goes' pastoraat wordt de lang verwachte kerk te Bakkum gebouwd. Uit deze periode mag zeker niet onvermeld blijven de komst van kapelaan Heemskerk. Hij krijgt al spoedig in de parochie en in wijde omgeving vermaardheid door zijn redenaarschap. Zijn preken staan garant voor volle kerken, hij wordt dan ook veel gevraagd om de lijdensmeditaties te doen. Zijn de kerken tot nog toe nogal naar zichzelf gericht, langzamerhand komt toch een stroming tot samenspraak met de andere kerken op gang. Een van de eerste voorzichtige pogingen is een gezamenlijke kerstviering in 1957, weliswaar op neutraal terrein n.1. de zaal van café Roozendaal aan de Dorpsstraat. Tot verdriet van de parochie kondigt Goes in 1958 aan, dat hij zich wil terugtrekken en gaat dan ook op 1 oktober 1958 met emeritaat en vestigt zich te Alkmaar. Helaas heeft hij niet lang van zijn welverdiende rust mogen genieten, want hij sterft een jaar later op 31 oktober 1959. Onder grote belangstelling wordt hij in het priestergraf op het kerkhof van de Pancratiuskerk bijgezet. Vernieuwingsdrang In 1958 wordt Wilhelmus Minnebo tot pastoor benoemd. De kerk wordt voor grote vraagstukken geplaatst. De grote uitbreidingen van het dorp zijn op gang gekomen, het inwonertal van Castricum en daardoor natuurlijk ook het aantal parochianen stijgt drastisch. De tijd van grote vernieuwingen breekt aan, de roep om inspraak en democratisering komt ook binnen de kerk op gang. Er zal langzamerhand een einde komen aan het tijdperk van het „rijke Roomse leven". Uiterlijk had zich dit gemanifesteerd in de vele bedevaarten naar O.L. Vrouw ter Nood ('t Putje) te Heiloo, de reizen naar Kevelaar en Den Briel. En niet te vergeten de Stille Omgang, welke elk jaar in Amsterdam gehouden wordt, toendertijd trokken duizenden mannen in een stille tocht door het nachtelijke Amsterdam. Uit Castricum kwamen er elk jaar honderden, die per trein, fiets, of zelfs te voet naar de hoofdstad trokken. Voorbij zou ook geraken de pracht en praal wanneer de processies met baldakijn, vaandels, wierook, muziek en gezang door de kerk trokken. De vaandels van de vele verenigingen en broederschappen staan nu vergeten op de zolder van de kerk. Men krijgt kennelijk genoeg van dit uiterlijk vertoon. De onkerkelijkheid onder de ingeschreven gelovigen stijgt met het jaar. Zo wordt bij een enquete onder de Castricumse parochianen in 1968 al 41% niet praktizerenden geteld. Minnebo heeft met zijn kerkbestuur de moeilijke taak om een antwoord te vinden op de problematiek van dit nieuwe tijdperk. De Bethlehemkerk wordt in 1966 onder zijn pastoraat gesticht, waardoor de Castricumse katholieken in 3 parochies worden ingedeeld. Aan het einde van zijn pastoraat staat een grootscheepse vernieuwing van het kerkgebouw op stapel. Het gebouw moet aangepast worden aan de nieuwe ideëen van liturgieviering. Het altaar zou een centrale plaats in de viering moeten krijgen (afb. 13). Gespreksgroepen worden gevormd om in samenspraak met de leken de kerk een nieuw gezicht te geven. Mede onder de invloed van het tweede Vaticaanse Concilie, dat onder grote belangstelling onder paus Joannes XXIII in de jaren 1962-1965 is gehouden, komen vele vaststaande zaken van leer en moraal ter discussie. Minnebo heeft deze vernieuwingen slechts gedeeltelijk meege maakt, want hij gaat in 1968 met emeritaat en vestigt zich in de nieuwe wijk Molendijk. Zijn opvolger Lambertus Voets wordt binnengehaald om de veranderingen verder gestalte te geven. Overeenkomstig het verlangen van een lekengroepering vanuit de gespreksgroepen wordt Voets niet geïnstalleerd, maar als pastoraal teamworker aangesteld. Als eerste taak ziet hij het kweken van eenheid binnen de katholieke gemeente Castricum. Ook de jeugd heeft zijn speciale aandacht. Om de jongeren weer naar de kerk te krijgen zet hij zich in om tot oprichting van een jeugdkoor te komen, welke met eigentijdse muziek de jongerenmissen moet opluiste ren. Verder wordt het kerkbestuur verjongd en een scheiding tussen school- en kerkbestuur doorgevoerd. Het parochie blaadje „Panklaar" verschijnt. In 1969 vindt de modernisering van de kerk zijn bekroning door de inwijding van het nieuwe altaar, dat nu door plaatsing in het kruis van het gebouw het middelpunt van de vieringen is geworden. De democratisering komt tot uiting als op 28 mei 1969 de gekozen parochieraad aan bisschop Zwartkruis van Haarlem wordt voorgesteld. In zijn toespraak zegt de bisschop o.a.: „De kerk dient hier in vrijheid andere normen en vormen te laten ontstaan en daarbij de leek in zijn of haar ambt -het algemeen priesterschap- duidelijk ruimte te geven en zijn of haar eigen medeverantwoordelijkheid te laten functioneren". afb. 13 Interieur van de Pancratiuskerk vóór de verbouwing van 1969. (foto: Van de Leygraaf collectie: archief Pancratiusparochie). 11

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Jaarboek Oud Castricum | 1983 | | pagina 11