afb. 2 Kaartje van Castricum in 1865
eenvoudige wijze af te sluiten in afwachting van een afsluiting
door de spoorwegmaatschappij. Dit dient om het verkeer te
beletten van deze weg (Burg. Mooijstraat) gebruik te maken,
hetgeen door alle voertuigen zonder uitzondering geschiedt. Dit
veroorzaakt veel extra overlast aan het verkeer van en naar het
station.
Begin februari komt er bij de gemeente Castricum een ernstige
klacht van de Minister. De heren Rommel en Kuijs hebben
tegen het raadsbesluit om de binnenweg af te sluiten een deel
van het stationsplein opgebroken, waardoor de zuidelijke
toegangsweg naar het stationsplein (vanaf Funadama) is
afgesloten.
De minister gelast onmiddellijk het opgebroken gedeelte weer
te verharden. Ook volgt een ernstige waarschuwing van de
spoorwegmaatschappij, die echter in afwachting van een
definitieve regeling aangaande de tolafsluiting, de bestaande
situatie nog korte tijd zal accepteren. In verband met deze
houding wil de Raad in afwachting van maatregelen tegen de
tolontduiking het terugbrengen naar de oude staat uitstellen
ook al om het respekt voor de beide raadsleden ten overstaan
van de burgers niet te ondergraven. Bovendien willen Rommel
en Kuijs even wachten op de stenen, die vrij komen bij de
afbraak van het raadhuis.
Ontslag van alle raadsleden
In de raadsvergadering van 21 april 1869 hebben enkele
raadsleden moeite met de notulen van de voorgaande verga
dering; zij proeven een beschuldigd van de heren Rommel en
Kuijs, terwijl zij weliswaar meer harde weg hebben opgebroken
dan was toegestaan, maar dit dan toch in het belang van de
gemeente hebben gedaan. In de eerstvolgende raadsvergadering
op 10 mei zijn opnieuw veel bezwaren rond de goedkeuring van
de notulen rond de zaak van het stationsplein. Enkele
raadsleden kunnen zich er opnieuw niet mee verenigen.
Rommel wil een stemming of de afsluiting zoals hij is gemaakt
nou wel of niet in overeenstemming is met het raadsbesluit van
20 januari 11. Burgemeester Zaalberg maakt hiertegen ernstig
bezwaar, "omdat de Raad niet op de proef gesteld worde tegen
een vroeger besluit te getuigen of iets anders te besluiten";
verder heeft hij vernomen dat een gerucht circuleert, waarin
wordt gezegd, dat de burgemeester een onterende straf zou
moeten ondergaan om het feit der afsluiting (volgens dit
gerucht zou hij een boete krijgen van 300 gulden en gedurende
6 weken van zijn burgemeestersambts zijn ontheven).
De straf van de burgemeester zou te maken hebben gehad met
het verzwijgen van de namen van de schuldigen en/of het
goedkeuren van een raadsbesluit in januari, hetwelk een
strafbaar feit zou inhouden.
De gemoederen der raadsleden zijn niet gesust; ze willen niet
meer hun vertrouwen schenken aan de burgemeester. Op de
eerstvolgende raadsvergadering op 19 mei komt niemand
opdagen. Overeenkomstig de gemeentewet schrijft Zaalberg
een nieuwe vergadering uit op 20 mei en toen op die dag ook
niemand verscheen, schrijft hij voor 24 mei een derde
vergadering uit. Alleen wethouder Jan Schotvanger is nu
verschenen. Als toehoorder is de Commissaris van de Koning
aanwezig.
Op 12 mei hadden alle raadsleden schriftelijk hun ontslag
aangeboden, maar moeten volgens de gemeentewet tot na de
benoeming van nieuwe raadsleden, hun functies waarnemen.
De burgemeester denkt aan de uitschrijving van nieuwe
24