Over duinboerderijen en haar bewoners
Tot het begin van de 19e eeuw bestonden de duinen hoofdzake
lijk uit een wildernis, die regelmatig door zandverstuivingen
werd geteisterd en daardoor vaak van aanzien veranderde.
Eeuwenlang was daarvoor reeds door de agrarische bevolking
een voortdurende strijd gevoerd tegen deze verstuivingen en het
doorbrekende water. Met wisselend succes en ten koste van de
grootste inspanningen werden gedeelten voor het weiden van
vee gebruikt.
Terwijl in 1799 de veldslag rond Castricum woedde werden aan
de Eerste Kamer van het Vertegenwoordigend Lichaam des
Bataafschen Volks het "ontwerp tot vruchtbaarmaking der
duinen" aangeboden, waarbij de denkbeelden van Jan Kops,
doopsgezind predikant en later chef van het Bureau van
Landbouw, een grote rol hebben gespeeld. Ook de plannen van
Jhr. Mr. Daniël Theodore Gevers van Endegeest hebben een
grote invloed op de latere ontginning gehad.
De verwezenlijking van de plannen moest wachten totdat
Koning Willem 1 er in 1829 zijn schouders onder zette. Hij gaf
aan makelaar J. Twisk Czn. uit Castricum opdracht tot het
kopen van een aantal percelen duinterrein t.w. het Zeeveld
groot 490 bunders, het Zeeduin groot 180 bunders en de Jan
Blommerskrogt groot 1 bunder, 45 roeden en 90 ellen; tesamen
dus ruim 671 hektaren.
Bij het Zeeveld behoorde een boerderij met stallen en schuur
welke thans nog de naam Zeeveld draagt en ook op het Zeeduin
was een boerderijtje dat de Schaapherderswoning werd ge
noemd.
De genoemde percelen waren afkomstig uit de nalatenschap
van de Heer Barnaart. Voorts werd het duinterrein van L.
Boreel aangekocht dat ongeveer 300 bunder groot was en
waarop een bedrijfsgebouw stond dat de Kwekerij heette en dat
nu nog dienst doet als museum van het Provinciaal Ziekenhuis
Duin en Bosch.
Reeds eerder was de heer Deutz van Assendelft begonnen de
hem toebehorende duingronden (later in het bezit van de
familie Gevers) in kuituur te brengen, ook liet hij in 1771 de
boerderij De Brabantsche Landbouw neerzetten.
De afwatering was echter het grootste probleem en de door dit
gebied lopende Hoepbeek gaf hiervoor niet de gewenste
oplossing. Om deze reden was de familie Gevers gaarne bereid
zich aan de plannen van de Koning aan te passen. De beek liep
namelijk ook door het te ontginnen gebied en waar hij in
zuidelijke richting omboog zou een kanaal worden gegraven
waardoor het water uiteindelijk onder de Heereweg via de
Diepesloot naar de Schulpvaart kon worden afgevoerd. Verder
werden ter verbetering van de waterhuishouding nog zijkanalen
en sloten gegraven. Voorts werden er windsingels geplant en op
bescheiden schaal bebossing toegepast.
In 1830 werden Kwekerij, Zeeveld en de Schaapherderswoning
opgeknapt en vond de bouw plaats van Commissarishuis, van
Lennepsoord, Johanna's Hof en Kroftwoning. Ook werden er
enige stenen huisjes voor de arbeiders gebouwd zoals b.v. het
huisje van Teun Oostermeijer aan de Zeeweg en een huisje bij
de boerderij Het Zeeveld, laatstelijk bewoond door de familie
Grapendaal.
De ontginning was min of meer opgezet als een groot
landbouwbedrijf van ongeveer 700 bunder, terwijl zgn. losse
landbouwgronden werden verpacht. In de tweede helft van de
vorige eeuw bleek echter dat zo'n groot landbouwbedrijf
moeilijk rendabel was te maken. Toen na het overlijden van
Willem I de grond in andere handen overging o.a. aan Prinses
von Wied werd dan ook overgegaan tot het verpachten van de
bedrijven. Men schreef de mislukking van de onderneming
o.m. toe aan de ongunstige ligging aan zee, de zeewind en
dergelijke oorzaken van natuurlijke aard. Maar de adviseurs
kwamen uit andere streken van het land en men kan zich
afvragen of zij wel voldoende rekening hebben gehouden met
de mogelijkheden van de duinzandgronden.
In het begin van deze eeuw kwam er veel vraag naar losse
landbouwgronden en over het geheel genomen werd er toen wél
goed geteeld. Eerst hoofdzakelijk de beroemde duinaardappe
len maar later ook doperwten, aardbeien, sperciebonen en ook
bloembollen. De duingronden bleken toen plotseling bijzonder
vruchtbaar te zijn, mits er voldoende stalmest of compost werd
gebruikt. Maar de komst van het Waterleidingsbedrijf in de
twintiger jaren maakte hier drastisch een einde aan. Door de
wateronttrekking ging de grond en het gewas zienderogen
achteruit en in enkele jaren waren de eens zo vruchtbare akkers
als de Voorkroft, het Krochtveld, het Melkvlak, het Vogel
water, de Weierij, de Grote Wei, Commissarisveld, Glopstuk-
ken, 't Lep en tientallen andere in dorre zandvlakten
veranderd. Er werden nog protestakties tegen de wateront
trekking gevoerd, maar de deskundigen verklaarden dat de
boringen 80 meter diep gingen en geen invloed op het
bovenwater hadden wat door de betrokkenen op gezag werd
aangenomen. De praktijk wees echter uit welke rampzalige
gevolgen dit voor de tuinders had. De een na de ander moest -
zelfs zonder een behoorlijke schadeloosstelling - zijn bedrijf
wegens watergebrek achterlaten om meer landinwaarts zijn
brood te zoeken.
De andere kant van de medaille is echter dat de komst van het
waterleidingbedrijf onvermijdelijk is geweest en voor de
bevolking onontbeerlijk. Het opofferen van landbouwgronden
is in dit licht een alleszins rechtvaardige zaak. Men mag zich
echter afvragen of de tuinders niet een te zware tol hebben
betaald.
Met deze geschiedenis in gedachten heb ik het plan opgevat
eens na te gaan welke tastbare herinneringen uit deze periode
nog in ons duinterrein zijn te vinden.
Van de waterwerken treft men nog verschillende diepe sloten
aan die in de tijd van Willem I zijn gegraven o.a. ten noorden
van het waterwinningsgebied in de nabijheid van de plaats waar
eens het Van Lennepsoord stond, het z.g. Kanaal langs de
Zeeweg, de diepe afwatering achter het Kampeerterrein, bij de
Noorderstraat en ten noorden van het Duinmeertje.
Van de drie inmiddels gesloopte gebouwen, waarvan we mogen
aannemen geen foto's bestaan, is aan de hand van gegevens van
familieleden van de laatste bewoners een zo getrouw mogelijke
schets gemaakt.