men om zijn salaris van 600.- op 650.- te willen brengen; „Daar het voor mij niet mogelijk is werkzaam te blijven aan een school waar ik wat salaris betreft beneden een nog te benoemen collega zal staan". De gemeenteraad besluit nu met ingang van 1 juli 1880 dit verzoek in te willigen. Ingekomen is een rekening van F. M. Kronenburg, leverancier van brandspuiten te Alkmaar, ten bedrage van 125,80, welke rekening volgens het oordeel van het dagelijks bestuur van de gemeente met 55,- moest worden verminderd, aangezien de voor deze som herstelde gebreken der spuit, een gevolg waren van het defect dat de 14e juni 1879 bij het proberen der spuit was ontstaan. Dit defect nu was een gevolg van onvoldoende soliditeit der spuit, zoals uit de verklaring van N. de Wolf, opzichter der gemeente werken te Beverwijk dd. 6 april 1880 bleek en Kronenburg had zich bij onderhandse acte van 7 september 1877 juist verbonden gedurende 6 jaren voor de soliditeit in te staan. Kronenburg had echter met deze door het dagelijks bestuur voor gestelde vermindering geen genoegen genomen en dientengevolge was de burgemeester dezelfde ochtend gedagvaard om te Alk maar op 5 mei 1880 a.s. voor de kantonrechter te verschijnen. Alsnu vroeg de voorzitter aan de Raad goedkeuring om in deze zaak te mogen procederen tegen F. M. Kronenburg, welke goed keuring wordt verleend met algemene stemmen, nadat er vooraf enige discussie heeft plaats gehad en de voorzitter de Raad in over weging heeft gegeven of het wenselijk is voor een zodanig kleine som een proces te wagen. 2 juni 1880 E. Berendsen uit Oldenzaal wordt door de gemeenteraad met in gang van 15 juli 1880 benoemd tot hulponderwijzer. De heer Be rendsen is hier niet werkzaam geweest, waarschijnlijk heeft hij voor de benoeming bedankt; een schrijven daaromtrent ben ik echter niet tegen gekomen. De Heer C. Mooij Jzn. krijgt op zijn verzoek eervol ontslag als wethouder, lid van de gemeenteraad en als ambtenaar van de burgerlijke stand. De redenen van zijn plotseling vertrek zijn mij niet bekend; in de brief waarin Mooij zijn ontslag indiende, maakte hij hier met geen woord melding van. 28 juli 1880 Er is een brief ontvangen van de Rijksopziener op de spoorweg diensten, waarin de stichting van een goederenloods op het sta tionsemplacement van Castricum wordt bericht. 11 augustus 1880 In de raadsvergadering worden als gevolg van het ontslag van C. Mooij Jzn. de volgende personen benoemd: Jacob Brakenhoff tot wethouder, W. Melker tot raadslid, A. van der Park tot amb tenaar van de burgerlijke stand en D. Schotvanger tot armenvoogd. De overige raadsleden waren op dat moment Jacobus Apeldoorn, J. Pzn. Kuijs en F. Glorie. Jan Pzn. Kuijs en Adrianus van der Park werden bij raadsbesluit van 30 september overigens nog candidaat gesteld voor de benoeming van „zetter" voor de di- rekte belastingen met ingang van 1 januari 1881. Voor alle ge meenten van de provincie werden voor deze functie candidaten gesteld. 31 augustus 1880 2e hulponderwijzer niet vervuld worden, waardoor de werkzaam heden van de hoofdonderwijzer (Ludewig) en de hulponderwij zer (Dekker) aanzienlijk vermeerderd werden, zodat zelfs de school uren verlengd moesten worden. De gratificatie bedroeg resp. 100.- en 60.-. Ook in het 2e halfjaar bleek niet in de vacature te kunnen wor den voorzien; het zou tot begin 1881 voortduren. Op 17 janu ari van dat jaar werd mej. A. W. B. de Hoog benoemd tot hulp onderwijzeres. De jaarsalarissen waren vanaf 1 november 1880 voor het hoofd der school 800.-, voor een le hulponderwijzer 700.-, voor een 2e hulponderwijzer ƒ650.-en voor een onderwijzeres ƒ500.-. 28 september 1880 In de raadsvergadering deelt de burgemeester mede dat hij een onderhoud gehad heeft met de heer Mr. J. C. Vonk, advocaat te Alkmaar, over de beëindiging van het proces Kronenburg en dat genoemde heer Vonk uit naam van F. M. Kronenburg heeft voorgesteld, dat het gemeentebestuur de kosten van registratie der acten ten bedrage van 28.50 benodigd in het proces en ƒ5.- voorkomende op de rekening van Kronenburg zal bekostigen en dat Kronenburg alle andere kosten zal dragen. Door deze schik king zal een eindvonnis, waardoor alleen meerdere kosten gemaakt zullen worden onnodig zijn. De burgemeester wijst op het gevaar van dit eindvonnis, daar de kantonrechter zijn vonnis over de bedoelde 5.- opschortende tot na de verklaring der deskundigen, wellicht de gemeente wat de bedoelde 5.- betreft in het ongelijk kan stellen en bijgevolg tot een gedeelte van de algehele onkosten van het proces kan nood zaken. Na enige deliberatie besluit de raad het voorstel van de heer Vonk aan te nemen, doch wenst, dat de 5.- bovenbedoeld door Kro nenburg in rekening gebracht voor het proberen der spuit, door hem en niet door de gemeente betaald zullen worden. De heer Kronenburg zal uiteindelijk met dit raadsvoorstel genoegen ne men. 29 oktober 1880 De raad neemt het besluit om de jaarwedde van de burgemeester met 50.- te verhogen en zo te brengen op 300.-. De burgemees ter Jonkheer Mr. J. W. G. Boreel van Hogelanden woonde op het landgoed Meervliet te Velsen en was doorgaans maar één dag per week in Castricum. Hij kreeg jaarlijks van de Minister dis pensatie van de verplichting om in Castricum te wonen. Het bur gemeestersambt was een nevenbetrekking; het salaris was daarop duidelijk afgestemd (vergelijk met het jaarsalaris van de hoofd onderwijzer 800.-). 8 november 1880 In de raadsvergadering deelt de voorzitter mee, dat „de heer dok ter Schuit, die gedurende de ongesteldheid van de heer A. Reijn- ders, alhier zijne praktijk heeft waargenomen, den voorzitter in overweging heeft gegeven om met het oog op de slechte gezond heid en hoogen leeftijd van genoemden heer Reijnders ten koste der gemeente eene vroedvrouw aan te stéllen; ook de heer Reijn ders had zijne ingenomenheid hiermede betuigd! Na enige discussie besluit de raad met vier tegen twee stemmen geen vroedvrouw te benoemen "aangezien er vroeger ook geene vroedvrouw in de gemeente was geweest, toen er geen dokter was, de noodzakelijkheid daarvan alsnu ook niet inzag". De hoofd- en le hulponderwijzer kregen een gratificatie toege kend voor bewezen diensten. Gedurende het eerste halfjaar van 1880 kon wegens gebrek aan sollicitanten de betrekking van een

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Jaarboek Oud Castricum | 1981 | | pagina 29